Röntgenonderzoek of Rx
Bij een röntgenonderzoek wordt achter de patiënt een röntgenfilm geplaatst, zodat de patiënt tussen de film en het röntgenapparaat staat. Het röntgenapparaat richt de energiestraal op het te onderzoeken lichaamsdeel van de patiënt.
Bij röntgentechnologie wordt gebruik gemaakt van hoge-energiestraling die ver in de lichaamsweefsels doordringt, waardoor beeldopnamen ontstaan die voor diagnose en behandeling van belang zijn. Het röntgenapparaat bestaat uit een röntgenbuis waarin zich twee elektronen (conductors) bevinden, een kathode (negatieve elektrode) en een anode (positieve elektrode).
De kathode is een gloeidraad die bij toevoer van elektrische stroom energie afgeeft, net als bij een gloeilamp. De energie die de kathode afgeeft heeft de vorm van elektronen. De anode, aan de andere kant van de röntgenbuis, is een plaat van wolfraam, een metaal dat elektronen aantrekt.
Als de elektronen na afgifte door de kathode met het wolfraam in contact komen, geven ze energie af in de vorm van fotonen. Deze energierijke fotonen worden door een loden cilinder en een aantal filters geleid en vormen zo een röntgenstraal. De röntgenstraal is een hoge-energiestraal die alleen door compacte lichaamsweefsels, zoals bot, wordt geabsorbeerd.
Tijdens een röntgenfoto wordt achter de patiënt een röntgenfilm geplaatst, zodat de patiënt tussen de film en het röntgenapparaat staat. Het röntgenapparaat richt de energiestraal op het te onderzoeken lichaamsdeel van de patiënt.
Als de röntgenstraal door het lichaam van de patiënt gaat, bereiken de fotonen de film en ontstaat er een chemische reactie: de gedeelten waar de röntgenenergie door het lichaam heen gaat zijn op de beelden zwart, en de gedeelten waar de energie door de botten wordt geabsorbeerd zijn wit. Door dit proces ontstaat een ‘radiogram’, meestal ‘röntgenfoto’ genoemd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier