Anne Vanderdonckt
Juli 68
Anne Vanderdonckt observeert de maatschappij, haar evoluties, haar vooruitgang, haar inconsistenties. Ze deelt met u haar twijfels, haar vragen, haar enthousiasme. En als ze ergens de draak mee steekt, dan is het met zichzelf.
Bij het leegmaken van de kelder van mijn ouders, heb ik twee dozen gevonden met 6×6 dia’s die aan elkaar kleefden. Met de jaren is de lijm van de tape die het voorste en achterste glas bijeen hield stilaan uitgelopen. Sommige dia’s zijn gebarsten, andere van tussen het glas geglipt. Elk beeld zit onder een fijn laagje geel stof, het lijken wel pollen. Allemaal vertellen ze een familieverhaal, dat van de bouw van het huis naadloos overgaat in de mimiek van baby’s, die plots fiere bestuurders van trapauto’s blijken. Er is mijn grootvader, golvend haar, een St.Michel zonder filter in de mond, die de boorden van de bloemperken herschildert. En mijn grootmoeder, die vanuit een ooghoek Floche, haar onvoorspelbare zwarte cocker, in de gaten houdt. Wat zien ze er jong uit.
Terwijl ik lukraak in dit onbestaande klassement duik, stoot ik op vakantiekiekjes uit juli 68 in Italië, aan het Lago Maggiore. Ze roepen zonnig klinkende namen op: Isola Madre, Stresa, Verbania, Arona... Ik draag een zonnejurkje in gele badstof met margrieten. Hetzelfde als mama. Ik heb lang haar met bruine pijpenkrullen die ik met tegenzin draag. En prachtige nieuwe oranje slippers versierd met raffiabloemen. Naast mij, mijn broertje, met nog mollige armen en beentjes. Zijn matte huid, die probleemloos bruint, contrasteert met zijn diepblauwe ogen en quasi witte haren. Een echte putto, een engeltje uit de Renaissance, met een bulderlach die zijn kleine gestalte ruimschoots overtreft. Hij werkt me op de zenuwen. Ik zie hem graag. We vliegen elkaar in de haren. We lachen ons te pletter. Twee kinderen die stralen van geluk. Papa staat niet vaak op de foto’s; hij trekt ze. Hij fotografeert alles: het landschap, zijn gezin vooral, met op de achtergrond stille getuigen uit die tijd: de lichtblauwe Dauphine Gordini, de onverwoestbare Gemini-opblaasboot, onze eerste tent in oranje zeil afgeboord met blauw, die algauw plaats ruimt voor een meer comfortabele caravan.
In juli 68, terwijl het Lago Maggiore vredig kabbelt, wint Jacky Ickx de Franse grand prix met Ferrari, is Delphine Boël vier maanden en kan zich bijna opdrukken op haar armpjes, worden de douanerechten tussen de EEG-lidstaten afgeschaft en herinnert Eddy Merckx zich dat hij zopas (12 juni) de Giro heeft gewonnen. De onrust van mei 68 houdt aan. Er wordt nog altijd geknokt in Parijs; het Festival van Avignon wordt verstoord. Eyskens IV (de vader) is premier en de Belgische bisschoppen stemmen ermee in dat de Franstalige vleugel van de KUL Leuven verlaat.
In juli 68 brak in China de Hongkonggriep uit. De dodentol van deze pandemie zal wereldwijd oplopen tot één miljoen, waarvan 10.000 in België.
Wat mijn vader zich nog van juli 68 herinnert, is dat hij de toer van het Lago Maggiore heeft moeten doen om extrafijne erwtjes in blik en Petit Suisse-kaasjes te vinden voor mijn broer, die die zomer elk ander voedsel weigerde.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier