Marc en Claudine verbouwden een herenhuis met twee bevriende koppels © FRANK BAHNMULLER

Nieuwe woonvormen: hoe ver wil je gaan?

Van co-housing in een unieke erfgoedsite tot een kleine woongemeenschap met vrienden. Almaar meer vijftigplussers gaan vandaag op zoek naar alternatieve huisvestingsvormen op maat van hun behoeften.

Toen prof. An-Sofie Smetcoren (VUB) tien jaar geleden haar onderzoek naar alternatieve collectieve woonvormen startte, ging het nog om een beperkt aantal initiatieven. “Sindsdien is de interesse sterk gegroeid, al zet nog maar een minderheid echt de stap”, stelt Smetcoren vast, tevens bestuurder bij vzw Samenhuizen die zich inzet voor gemeenschappelijk wonen.

“Ongeveer 2,3% van de zestigplussers leeft vandaag in zo’n alternatieve woonvorm”, weet Dominique Verté, prof. sociale gerontologie (VUB). Die trage groei heeft zijn redenen. “Een cohousing of een woongemeenschap opstarten is nog steeds een administratief en financieel hindernissenparcours. Bovendien maakt onbekend ook onbemind. Terwijl in onze buurlanden de afgelopen decennia volop is geëxperimenteerd met anders wonen voor vijftigplussers, hebben wij die boot compleet gemist. Die experimenten zijn broodnodig om te achterhalen wat er werkt en mensen vertrouwd te maken met deze woonformules. Dit is vandaag in Nederland, Frankrijk, Duitsland en Scandinavië veel beter ingeburgerd.”

Motieven en voordelen

Nochtans is er ook bij ons nood aan een veel breder aanbod aan woonmogelijkheid. An-Sofie Smetcoren: “De klassieke woonformules – individueel huis of flat, assistentiewoning, woon-zorgcentrum – volstaan niet meer voor wat vijftigplussers zoeken. Die nieuwe woonvormen spelen in op maatschappelijke trends. Voor sommigen primeert het duurzaam engagement. Zij zoeken een manier om wooncomfort te combineren met een ecologisch verantwoord gebruik van de schaarse ruimte. Zo hebben sommige cohousings een gemeenschappelijke wasruimte en een gedeelde tuin.” Ook de trend om meer solidair te leven en kleine dagelijkse zorgen weer meer in te bedden in de samenleving, is een veelgehoord motief. Wanneer iemand ziek valt of een been breekt, steken medebewoners vanzelf een handje toe. Andere cohousingprojecten zoals De Living bieden dan weer als extra de kans om je samen op een droomlocatie te vestigen zoals een kasteel of erfgoedsite.

“Nog een beweegreden is de nood aan sociaal contact waarvan mensen zeker zijn dat het overeind zal blijven, ook wanneer hun eigen mobiliteit afneemt”, vervolgt An-Sofie Smetcoren. “Dan heb je natuurlijk meer aan een goede buur naast de deur. Ook het geborgen gevoel, dat er altijd iemand in de buurt is in geval van nood en dat je deel uitmaakt van een zorgzame buurt, is voor velen een drijfveer. Wie voor zo’n woonvorm kiest, doet dat ook vaak om nieuwe mensen te leren kennen en nieuwe dingen te doen. Zowel koppels als sin-gles kiezen ervoor, al zijn die laatsten wel in de meerderheid.”

Bestrijdt het ook de toenemende eenzaamheid? “Dat klopt voor sociale eenzaamheid, waarbij mensen gelijkgestemden missen om iets leuks mee te ondernemen. Maar met emotionele eenzaamheid ligt het moeilijker. Die duidt op de nood aan een intieme band, zoals met een partner of beste vriend. Zo’n banden kunnen ontstaan, maar die garantie heb je niet.”

Afspraken en valkuilen

How ‘co’ can you go? Of hoeveel wil je delen? Daarover moeten ondubbelzinnige afspraken worden gemaakt. De ene wil heel ver gaan in het solidair samenwonen, anderen willen meer privacy en delen enkel extra gemeenschappelijke ruimten. Daartussenin is ruimte voor veel nuances. Zelfs twee cohousingprojecten kunnen onderling totaal verschillend functioneren. “Naast een huisreglement hebben velen een soort charter met daarin normen en waarden. Ook op toekomstige noden moet worden geanticipeerd. Zo moet elk project zichzelf afvragen tot hoever ze zorg aan elkaar kunnen bieden wanneer iemand zwaar hulpbehoevend wordt. Tegelijk zien we in de praktijk soms hechte vriendschappen ontstaan, waardoor bewoners uit zichzelf een stapje verder gaan in hun zorgrol dan ze aanvankelijk hadden gepland.” l

Marc en Claudine verbouwden een herenhuis met twee bevriende koppels (openingsfoto)

Marc Boone: “35 jaar geleden, tijdens een gezellige namiddag op café in Gent, hebben we met een groep vrienden het plan opgevat om later samen te wonen en zorg te dragen voor elkaar. Door een historisch herenhuis in het centrum van Zomergem met respect voor het verleden om te bouwen tot zes appartementen, kantoren, een stadstuin en gemeenschappelijke ruimten, wilden we ook een statement maken. Modern en ecologisch wonen, zonder aan de ziel van het dorp te raken.”

Claudine Hiltrop: “We wilden samenwonen om te vermijden dat we te vroeg naar een woon-zorgcentrum zouden moeten verhuizen. Daar betaal je veel voor, maar als je die centen samenlegt met vrienden, krijg je meer voor dezelfde prijs. Wij kennen elkaar door en door. We gaan bijna elk jaar samen op reis, en vaak zijn dat heel avontuurlijke reizen. Samen waren we ook goed onderlegd om zo’n project uit de grond te stampen. Want er gaat wel wat denkwerk aan vooraf.”

Marc: “Er zijn nu nog twee woningen beschikbaar voor mensen die zich kunnen vinden in ons waardepatroon. We willen er geen serviceflats van maken, maar ons project heeft zeker een sociale insteek. Als iemand hulp nodig heeft, gaan we die niet aan zijn lot overlaten.”

Claudine: “We woonden vroeger in een ruime villa. Ik voel me nu veel zorgelozer. Als we op reis gaan, kunnen we gewoon de deur dichttrekken en vertrekken. De post wordt uit de brievenbus gehaald, de tuin wordt onderhouden,...”

Marc: “Het voelt ook een beetje als op vakantie zijn. Je kijkt eens naar buiten, zit er iemand op terras dan kan je erbij gaan zitten voor een babbel. Maar je kan ook beslissen in je appartement te blijven. Niks moet, alles kan.”

Claudine: “We wonen als in een luxe hotel en hopen met dat eeuwige vakantiegevoel oud te worden.”

Fred, Marleen en Lieve wonen met 15 samen in een Abbeyfieldhuis

Fred, Marleen en Lieve wonen met 15 samen in een Abbeyfieldhuis
Fred, Marleen en Lieve wonen met 15 samen in een Abbeyfieldhuis© FRANK BAHNMULLER

Marleen Demuynck (70-er): “Ik wou al heel lang in een cohousingproject stappen, maar het was moeilijk te verwezenlijken. Zo’n projecten slepen vaak heel lang aan en je bent nooit zeker of het ook echt lukt. Dit Abbeyfieldhuis voelde als een reële kans omdat de vzw al veel ervaring heeft in binnen- en buitenland. Ik wilde vooral cohousen omwille van het ecologische aspect. Ik woonde alleen in een veel te groot huis, waar je bovendien niet goed oud kon worden, met al die trappen. Ik was ook bezorgd: wie gaat mij vinden als er iets gebeurt. Dat zijn toch zaken die spelen als je ouder wordt.”

Lieve Aelvoet (80-er): “Ik worstelde met alleen zijn. Je raakt misgroeit als je de hele tijd enkel aan jezelf moet denken. Onderzoek wijst trouwens uit dat wie in zo’n project stapt langer gezond en jonger van geest blijft.”

Marleen: “Je horizon als oudere dreigt te vernauwen als je vaak alleen bent, minder mobiel wordt, mensen verliest. Je krijgt dan geen feedback, geen inspiratie, geen stimulans meer om iets te gaan doen. Je moet alles zelf uitzoeken. Hier kan je eens met iemand mee gaan. Het brengt een nieuwe wind in je leven. Ook je kinderen worden ontlast. Je bent omringd door anderen, waardoor je familie niet voortdurend moet langskomen om te controleren of alles oké is.”

Fred Vanhinsberg (60-er): “Door een burn-out en ziekte was ik geïsoleerd geraakt. Buiten mijn vriendin had ik weinig sociaal contact. Door te cohousen zie je automatisch meer mensen. Je komt altijd wel iemand tegen in het gebouw. Soms heb je korte babbels, soms drink je samen een koffie in de gezamenlijke ruimte. Ik heb hier op vier maanden tijd al meer met mijn buren gepraat dan in 14 jaar in mijn vorige appartement.”

Marleen: “De woonformule beantwoordt heel goed aan de noden van 55-plussers vandaag, die vaak bang zijn om in een woon-zorgcentrum te belanden. Je woont in je eigen appartement en behoudt op die manier je autonomie, terwijl je er nog iets extra bij krijgt.”

Lieve: “Maar er zijn niet alleen lusten. Samenleven is tot een consensus komen en problemen met het gebouw oplossen. Een Abbeyfieldhuis runt zichzelf. Je moet dus de knowhow in huis hebben, of die buitenshuis halen. Je moet je plek daarin zoeken. Maar je kan dat doen in een veilig kader, omdat iedereen dezelfde Abbeyfield-waarden onderschrijft. Ik woonde hier nog maar een maand toen ik mijn meniscus scheurde. De medebewoners boden spontaan hulp aan en ik werd rondgebold in een rolstoel. Dat heeft me positief verrast.”

abbeyfield.be

Annick, Patrick en Jeanine leven samen als een gezin

Annick, Patrick en Jeanine leven samen als een gezin
Annick, Patrick en Jeanine leven samen als een gezin© Wim Kempenaers

Annick Annaert (58): “Zodra mijn jongste dochter het huis uit was, ben ik verhuisd naar een woongemeenschap. Eerst in een oud klooster in Limburg, maar na wat omzwervingen hebben Patrick, Jeanine en ik ons eigen project opgezet in een vroegere dokterswoning in Kalmthout. We wonen hier momenteel met vier. We hebben elk een eigen kamer. De rest delen we. Er zijn afspraken over koken, boodschappen, klusjes,... zoals in een echt gezin.”

Jeanine Van Cleuvenbergen (70): “Ik heb 20 jaar alleen geleefd en zorgde veel voor de kleinkinderen. Maar die worden groot en komen niet meer zo vaak bij oma. En ik was altijd al geïnteresseerd in dit soort woonvormen.”

Annick: “Hoewel ons project openstaat voor alle leeftijden, reageren voornamelijk vijftigplussers. We zoeken mensen die zich blijvend willen engageren. Jonge mensen wonen vaak tijdelijk samen, tot ze zich settelen en een gezin stichten. Wij zijn in een andere levensfase. Het grote verschil met cohousing, is dat je daar als single vaak nog alleen bent in je woning. Ik wil niet thuiskomen in een leeg huis. Ik heb graag een klankbord en ik zorg ook graag voor mensen. Voor mezelf zou ik bijvoorbeeld nooit koken, maar ik doe dat met plezier voor anderen.”

Patrick Eggers (58): “Dit is een soort zelfgekozen familie. Ik beschouw mijn huisgenoten als mijn zussen. Het leuke is dat je er meteen ook kleinkinderen bij krijgt. Die voelen zich hier inmiddels ook thuis. Iedereen moet zich goed voelen in de gemeenschappelijke ruimte. Wordt er een nieuwe zetel gekocht, dan moeten we het daar met z’n allen over eens zijn. En je moet eerlijk durven zijn als je iets niet wil.”

Annick: “Het is heel belangrijk om geregeld samen te zitten en je ervaringen te delen. Ergernis moet zo snel mogelijk worden uitgesproken om conflicten te vermijden. Dat is niet voor iedereen altijd even gemakkelijk, maar je groeit daarin. Ik vind dat verrijkend. En je moet ook een beetje complementair zijn: Jeanine werkt graag in de tuin en kan heel goed koken, Patrick is een hele handige harry en ik ontferm mij over de administratie en financiële zaken.”

“Tijdens de coronacrisis heb ik mij geen moment eenzaam gevoeld. Op moeilijke momenten kunnen we altijd bij elkaar terecht. Als je alleen woont en je hebt eens een klankbord nodig, dan moet je je telefoon pakken. Hier kom je thuis en begin je automatisch te vertellen. Wat mij betreft is dit voor de rest van mijn leven.”

Samen wonen is een werkwoord

  • goede afspraken over alle praktische zaken zijn een must. Maar investeer ook in het groepsvormingsproces, zowel vooraf als wanneer je er al woont.
  • maak een realistische tijdsplanning. Of je nu met een groep vrienden samen iets opzet of een organisatie het initiatief laat nemen, dergelijke plannen nemen erg veel tijd – vaak jaren – in beslag. Instappen in een bestaand project kan dan weer sneller.
  • start je zelf een groep op, dan is het interessant om experts te vragen je te begeleiden, zowel bij praktische zaken als bij de groepsvorming.
  • interesse in anders wonen? Bezoek infomomenten, ga naar opendeurdagen van cohousingprojecten en woongemeenschappen. Sommige projecten kan je komen uitproberen. Elk jaar stelt Samenhuizen haar projecten een dag open. samenhuizen.be

Partner Content