Professor taalkunde Freek Van de Velde: "Het Nederlands vinden ze een flauwe, oninteressante taal, maar daarmee schieten ze zichzelf in de voet." © Getty Images

Tienerwoorden anno 2025: “Wazzup, oma?”

Steve Van Herpe Freelancejournalist

Waarom versta je je kleinkinderen soms nog amper? Waarom zijn we niet meer blank, maar wit? En wat is er fout met een aubergine? Plus Magazine begaf zich samen met professor taalkunde Freek Van de Velde in het mijnenveld van de taal.

Noncha, cooked, yusu, lowkey, tuff. Dit is een greep uit de shortlists van kinder- en tienerwoorden van 2025. Je zou die termen weleens kunnen opvangen als je je kleinkinderen hoort praten of tiktokken met leeftijdsgenoten. Je zal je misschien al eens de bedenking gemaakt hebben: wat zeggen ze toch? Ik versta mijn kleinkinderen niet meer. Waar gaat het met het Nederlands naartoe? Freek Van de Velde, hoogleraar Nederlandse en historische taalkunde aan de KU Leuven, nuanceert: “Taal evolueert constant. Daarbij moet je het onderscheid maken tussen wat we in de taalkunde language change of taalverandering en age grading of leeftijdseffect noemen.

Taalveranderingen

In de historische taalkunde weet men het intussen zeker: alle levende talen, of ze nu gesproken of geschreven zijn, veranderen voortdurend. Ook onze taal staat nooit stil. Je kan dat proces niet onder een stolp zetten en zeggen: en zo zal het Nederlands er nu tot het einde der tijden uitzien. Freek Van de Velde: “Bij werkwoorden als ‘ergeren’ en irriteren’ zie je bijvoorbeeld een bepaalde evolutie. Vroeger was ‘dat ergert me’ of ‘dat irriteert me’ correct Nederlands. Nu hoor je steeds vaker ‘ik erger me daaraan’ of ‘ik irriteer me daaraan’. Van die sluipende, grammaticale veranderingen wemelt het in de taal. ‘Laat ons naar het strand gaan’ is ‘laten we naar het strand gaan’ geworden. Het fascinerende aan die grammaticale taalveranderingen; haast niemand merkt het bewust.”

Je kleinkind: “Stop met yappen, bro”

Leeftijdseffect

Daarnaast is er het fenomeen age grading. “De jeugd creëert een soort jongerentaal, maar gaat daarmee niet door tot ze volwassen zijn. Dat zijn geen echte taalveranderingen, want die woorden hebben zich vijftig jaar later niet daadwerkelijk gevestigd in de taal. Dat is ook van alle tijden.” Maar waarom circuleren er bij jongeren dan woorden als bro, slay, karma, boeie, yappen en bestie als ze daar later toch weer van afzien? “Ze doen dat om hun eigen taal ondoordringbaar te maken voor buitenstaanders. Het is voor hen een manier om hun identiteit te bevestigen. Zo’n tiener wil graag laten zien dat hij ingeplugd is in de tijd en dat hij meesurft op de golf van de hedendaagse cultuur.”

Lenen uit andere talen

Die nieuwe woorden van jongeren komen heel vaak uit het Engels of uit een nog andere taal. Heeft het zin om je daar aan te ergeren? Of is die anglofiele puist op hun gezicht toch niet zo erg als hij eruitziet? Freek Van de Velde: “Zij vinden het vooral heerlijk als oudere generaties moeten vragen: huh, wat zeg je nu? Je moet als ouder of grootouder niet denken dat het allemaal naar de vaantjes gaat, maar aan de andere kant: jongeren lezen minder Nederlands en ze schakelen te snel, te gemakkelijk en te onnadenkend over op het Engels. Ze raken op die manier ook afgesneden van erfgoed, van cultuur, van dingen van vroeger die ze niet meer willen consumeren, omdat ze erop neerkijken. Het Nederlands vinden ze een flauwe, oninteressante taal, maar daarmee schieten ze zichzelf in de voet.”

Taalkundige make-up

Ook berichtjes of appjes van je kleinkind moet je soms drie keer lezen. Afkortingen en samentrekkingen zijn schering en inslag. “Er is nu veel minder ontzag voor het geschreven woord en de standaardtaal. Als mensen elkaar vroeger een brief of een postkaart schreven, dan zou geen haar op hun hoofd eraan denken om ‘kweenie’ te schrijven. Die gêne is nu weggevallen. Je ziet communicatie zonder taalkundige make-up, zonder beauty filters. Mensen laten zich in al hun eerlijkheid zien en dat heeft wel iets ontwapenends.”

Je kleinkind: “Dat feestje was lit”

“Als je kleinkinderen zo whatsappen, wat gaan ze dan doen in omstandigheden waar meer taalzorg wordt verwacht? Als ze een tekst op papier moeten zetten op school, bij een sollicitatie of in een rechtbank… Wel, onderzoek wijst uit dat jongeren wél heel goed het onderscheid weten te maken tussen de verschillende genres. De enige kanttekening: die vlieger gaat alleen op voor kinderen die in het middelbaar een opleiding in doorstroomfinaliteit volgen, wat we vroeger het ASO noemden. Zij worden voortdurend getraind op het goed afleggen van examens, ze hebben communicatieve vermogens, ze hebben boeken in huis… In de meer beroepsgeoriënteerde richtingen zien we toch dat er een residu achterblijft van slordige spelling.”

Meer dan taalverschillen

Bij elke generatie hoort een bepaald taalgebruik, maar de intergenerationele verschillen gaan verder dan dat. “Je merkt dat ook aan de andere opvattingen die je kinderen of kleinkinderen op heel wat vlakken hebben. Bijvoorbeeld over hoe we moeten omgaan met gay relaties, met een geslachtstransitie, het klimaat, of het Israëlisch-Palestijns conflict… Ook dan rollen kinderen of kleinkinderen vaak met hun ogen als ze horen wat hun ouders of grootouders denken. Als politieke opvattingen, morele standpunten, kleren, muziek… al tot eyerolls leiden, waarom zou taal daar dan aan ontsnappen?”

Je kleinkind: “Ik ben helemaal cooked”

Los van de verschillen tussen generaties heb je tegenwoordig nog een ander fenomeen in de taal. Bepaalde woorden of uitdrukkingen die vroeger achteloos gebruikt werden, zijn nu plots beladen en uit den boze. Denk maar aan de hele discussie rond Zwarte Piet. Welke woorden mag je nog gebruiken en welke niet? Freek Van de Velde: “Dat is een maatschappelijk fenomeen waarbij de gevoeligheid is overgeslagen in overgevoeligheid. Het vervelende is dat het ook elk jaar iets nieuws is. Vroeger zegden we bijvoorbeeld ‘kreupele’ of ‘gebrekkige’, later werd dat ‘gehandicapte’, dan ‘mindervalide’, nadien ‘andersvalide’ en ‘mensen met een beperking’… Er is een soort eindeloze, zenuwachtige aflossing van nieuwe woorden. Een tijdje geleden was er een beweging die van mening was dat het woord ‘slaaf’ niet meer kan, want dan is het net alsof dat een inherent kenmerk is van die persoon. Je moet eigenlijk zeggen: een ‘tot slaaf gemaakte’, zodat je laat zien dat het tegen zijn zin is. Dat is heel gewrongen en geïmporteerd uit het Engels.”

Blank of wit?

“Ook het verschil tussen blank en wit leidt tot wrevel tussen generaties. Veel mensen van onze generatie zullen zeggen: wat is er mis met blank en wat is er beter aan wit? De vraag is dan: vindt de jongere generatie dat woord ‘blank’ nu écht beledigend of is het hen aangepraat? Ik vind het soms moeilijk om dat onderscheid te maken: gaat het om een authentiek verlangen om de wereld een beetje beter te maken en zorgvuldiger om te springen met bepaalde termen of gaat het om een pretentieus taaltje om te laten zien dat je culturele antropologie hebt gestudeerd en die achterlijke, oudere generatie niet?”

“Ik betwijfel ook of die nieuwe termen echt iets veranderen in de geesten. Het woord ‘homo’ bijvoorbeeld is uit de mode. Dat is vervangen door ‘gay’. Maar iemand die echt homofoob is, zal daardoor niet anders gaan denken. Het is niet omdat je het taalgebruik in een keurslijf dwingt dat daarmee ook het maatschappelijke probleem opgelost is. Ik zou natuurlijk nooit ‘makak’ zeggen voor iemand van Maghrebijnse afkomst, maar ik zal ook niet om alle termen heen stappen alsof het boobytraps zijn, een soort mijnenveld waarbij je heel goed moet opletten voor explosies. Toon een beetje common sense en begrip en dan lukt het ook wel.”

Emoji’s als taal

Tegenwoordig maken ook emoji’s deel uit van de communicatie, maar het gebruik ervan leidt tot de nodige misverstanden tussen jongeren en ouderen. Freek Van de Velde: “Het grootste probleem is dat bepaalde emoji’s afgeleide betekenissen krijgen. Zo kunnen de aubergine of de perzik een seksuele connotatie hebben. Met die dubbele gelaagdheid moet je kunnen omgaan. En een tweede probleem: heel veel jongeren laten zich niet leiden door het dwingende verband tussen wat ze zelf willen zeggen en wat die emoji’s uitbeelden. Bijvoorbeeld: bij ‘zalig kerstfeest’ is een kerstboom een passende emoji. Jongeren kiezen daar doelbewust voor niet-passende emoji’s. Je probeert dan een betekenis te zoeken die er niet is en dat is frustrerend.”

Sommige emoji’s liggen bij jongeren ook niet meer goed. “Dat is bijvoorbeeld het geval met de duim omhoog. Die wordt tegenwoordig door jongeren beschouwd als passief-agressief, eerder in de zin van ‘ja oké, goed voor jou’. Het is een manier om zichzelf een identiteit aan te meten: wij gebruiken dat zo, deal with it.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise

Commerciële boodschap