Barcelona door de ogen van Zafón

Barcelona is een schitterende stad waar je zo vaak mogelijk heen wil. En door de Spaanse schrijver Ruiz Zafón is een nieuwe fantasiewereld opengegaan: in een traag tempo de Catalaanse hoofdstad herontdekken onder een teer winterzonnetje, in ‘De schaduw van de wind’.

Bijna iedereen kent Barcelona. La Rambla, de huizen van Gaudí, de Sagrada Família. Daarnaast is het immense succes van de romancyclus Het Kerkhof der Vergeten Boeken – waarvan er wereldwijd 20 miljoen werden verkocht – voor Barcelona een geschenk uit de hemel. Amper heb je een boek van Ruiz Zafón uit, of je voelt de drang om in de voetsporen te treden van Daniel Sempere, zoon van een boekhandelaar in het hart van de gotische wijk, of van David Martín, een jonge schrijver gekweld door een onmogelijke liefde. Twee helden die zich overgeven aan een obsessionele zoektocht en daarbij voortdurend de stad doorkruisen waar ze zoveel van houden.

Alles begint bij La Rambla

De decemberkou ontvluchten en in Barcelona landen onder de slingers met Bon Nadal is een zalig gevoel. De eerste avond kuieren we over La Rambla. Achter de kiosken schitteren majestueuze, fraai gerestaureerde gevels. Het Gran Teatre del Liceu, de opera van de stad, is een en al goud. De gevel van het oude Chinese restaurant op de hoek met de Plaça Boqueria, met zijn parasols, draken en lantaarn is behoorlijk indrukwekkend.

Aan de andere kant van de boulevard bevindt zich het sublieme, voormalige Casa Figueras (1820) met zijn met mozaïek versierde voorgevel, vandaag een gebak- en snoepgoedwinkel. Het wordt al laat en we wandelen opnieuw richting Plaça Urquinaona. Op de hoek, op nummer 1, houden we halt bij Cervecería 100 Montaditos, waar je 100 verschillende broodjes kunt eten. Alles is hier goedkoop. Met een beetje geluk beland je hier op woensdag of zondag: dan kost alles slechts één euro! We wurmen ons naar binnen en duiken in een hip en volks Barcelona, waar de helden van Ruiz Zafón dol op zouden zijn geweest.

Gotische parels

We verkennen de Barri Gòtic, de gotische wijk. Op een paar passen van de Plaça Catalunya ligt de Carrer de Santa Anna, waar de familie Sempere woonde. In De schaduw van de wind en Het spel van de engel wemelt het van intrigerende plekjes. En dus gaan we op zoek naar de meest emblematische hoekjes. We belanden in de Sant Josep-wijk. De smalle steegjes herbergen verrassingen, zoals het fraaie Palau de la Música Catalana van architect Lluís Domènech, een tijdgenoot van Gaudí.

Niet ver van de kathedraal, in de Carrer de Montsió, bevindt zich de brasserie Els Quatre Gats, een modernistisch kunstenaarsnest waar Picasso voor het eerst exposeerde. Hier spraken ook boekenliefhebbers Daniel Sempere en Gustavo Barceló af. In de Carrer del Bisbe wandelen we onder de loopbrug die het straatje overspant. We huiveren onder de waterspuwers. Op de hoek met de Carrer de Basea kan je, op een middeleeuws pleintje, verrukkelijke tapas eten op het verwarmde terras van de Baskische taverne Sagardi. Misschien bevindt zich hier wel ergens Het Kerkhof der Vergeten Boeken.

We starten onze dag op de Plaça Real, waar Barceló woonde. Ontbijten op een terrasje blijkt oneindig veel leuker dan in het hotel. Van onder de arcaden kijken we naar de mensen die zich over het rechthoekige plein met zijn fontein en palmbomen bewegen. De schaduw van de wind begint aan de andere kant van La Rambla, in een smal straatje dat Arc del Teatre heet.

Een prima startpunt om El Raval te verkennen. Een eeuw geleden herbergde deze ietwat grauwe buurt nog nachtclubs en bordelen. Maar nu is het nachtleven hier exclusief. In deze buurt ook must sees zoals het MACBA, het museum voor hedendaagse kunst, en het Palau Güell, de voormalige privéresidentie van de gelijknamige familie en een minder bekende maar interessante realisatie van Gaudí.

De wijk bulkt ook van de leuke bars, restaurantjes en atypische winkeltjes. Om ten volle de magie van de eindejaarsfeesten te voelen, steek je de Plaça Catalunya over en ga je struinen in het reusachtige warenhuis El Corte Inglés. Wandel over de prestigieuze Passeig de Gràcia, de laan waar de grote luxemerken hun stek hebben en je de twee allermooiste panden van Gaudí aantreft: Casa Batlló (1904-1906) en La Pedrera (1906-1912).

Gràcia is een erg atypische wijk waar het zalig kuieren is. Tot het einde van de 19de eeuw was dit eigenlijk een apart dorp en tot vandaag zijn de inwoners uiterst trots op en verknocht aan hun wijk. Al gauw belanden we op de Plaça de Sant Felip Neri, waar zich de flat van Monfort bevond, nog een personage uit de boeken van Ruiz Zafón. Een prima excuus om deze hippe buurt met veel jonge ontwerpers en een rustgevende sfeer te verkennen.

De meest verrassende avond beleven we echter in de wijk Montjuïc. Na een korte wandeling door het Parc de Joan Miró nemen we de lift naar het uitkijkpunt van Arenas de Barcelona (winkelcentrum). Daar boven wedijveren bars en restaurantjes. Het uitzicht is adembenemend. De zon zakt al wanneer we de trappen naar het Palau Nacional beklimmen. Op het enorme plein kan je van mei tot september, maar ook met kerst naar het schouwspel van de magische fonteinen van de Montjuïc gaan kijken, een onvergetelijk en heel bijzonder klank-en-lichtspel, in 1929 gecreëerd ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling.

Waar we de overgang van oud naar nieuw vieren? Op de Plaça Catalunya! En op elk van de twaalf klokslagen eten we, net als duizenden Barcelonezen, een druif!

TEKST & FOTO’S CAMILLE JS / PEPITE PRODUCTION

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content