© getty images

5 valkuilen van het erfrecht

Het intussen niet meer zo nieuwe erfrecht dat al twee jaar van kracht is, biedt meer vrijheid om na te laten aan wie je wil. Toch zijn er ook valkuilen, die je kan vermijden.

We hebben vijf moge-lijke problemen opgelijst waar je in het nieuwe erfrecht mee kan worden geconfronteerd en reiken telkens een oplossing aan om ze te counteren. We belichten ook vijf misverstanden die het huidige erfrecht meebrengt. Verder geven we je ook nog een aantal belangrijke basisbegrippen van het erf- en schenkrecht mee. Een stevig dossier dus.

VALKUIL 1: SCHENKINGEN WORDEN GEÏNDEXEERD

Als je als schenker overlijdt, moeten de schenkingen aan je kinderen worden verrekend. Oude schenkingen – ook die ouder dan drie jaar – worden fictief bij de nalatenschap gevoegd, zodat kan worden bekeken welk kind minder kreeg. Zo blijft de gelijkheid tussen je kinderen bewaard. Deze verrekening is ook nodig om na te gaan of hun reserve niet is aangetast. Let wel, deze verrekening staat los van de erfbelasting die moet worden betaald.

Een schenking wordt in het nieuwe erfrecht verrekend tegen de waarde van het geschonken goed op het moment van de schenking. Maar de nieuwe wet stelt wel dat die waarde moet worden geïndexeerd. Stel dat jullie als ouders een bankgift van 20.000 euro deden aan jullie zoon voor zijn verbouwing. Wanneer jullie tien jaar later zouden overlijden en de index die laatste 10 jaar met 25% is gestegen, zal de schenking aan jullie zoon in het nieuwe erfrecht niet aan 20.000 euro maar aan 25.000 euro worden verrekend: 20.000 euro + 25% indexatie.

Probleem: je wil die indexatie omzeilen.

Als je elk kind 20.000 euro euro hebt gegeven wanneer het 25 jaar werd, heb je het gevoel dat je hen gelijk hebt behandeld. Maar je ene kind is veel ouder dan de anderen en dus zal zijn 20.000 euro over een veel langere periode worden geïndexeerd, waardoor het in vergelijking met jongere broers of zussen zogenaamd een hoger bedrag geschonken kreeg. Resultaat: je oudste kind zal een kleiner deel van je nalatenschap krijgen. En misschien wil je dit helemaal niet.

Oplossing

Je kan dit oplossen door alle schenkingen ‘buiten deel’ te doen en dat zo in de schenkingsakte of het bewijsdocument van de hand- of bankgift te zetten. In principe moet je wel opletten dat je zo de reserve van een van je kinderen niet aantast. Maar dat zal in de praktijk zelden het geval zijn aangezien de reserve van alle kinderen samen nog slechts de helft van de nalatenschap bedraagt.

De reserve vs het beschikbare deel

Jullie als gehuwde partners, maar ook jullie kinderen, erven een minimum deel dat jullie niet kan worden afgepakt in een testament. Dat deel is de reserve of het voorbehouden deel. Vandaar dat jullie reservataire erfgenamen worden genoemd. Sinds het nieuwe erfrecht bedraagt deze reserve altijd de helft van de nalatenschap voor alle kinderen samen. Met de andere helft doe je wat je wil, ongeacht hoeveel kinderen je hebt. Vandaar de naam van dit tweede deel: het vrij beschikbare deel.

Een voorbeeld. Je nalatenschap bedraagt 100.000 euro en je hebt twee kinderen.

Jouw beschikbare deel bedraagt dan 50.000 euro. De reserve van je kinderen samen bedraagt 50.000 euro of elk kind 25.000 euro.

VALKUIL 2: TAK 21 EN 23 WORDEN VERREKEND

Wanneer je vroeger als ouder een kind als begunstigde aanduidde in een verzekeringscontract, werd dit vermoed ‘buiten erfdeel’ te zijn. Stel, je had bijvoorbeeld een Tak 21 (spaarverzekering) of Tak 23 (beleggingsverzekering) met een van je kinderen als begunstigde en je kwam te overlijden, dan ging dit bedrag naar dat kind en moest het niet worden ingebracht – lees verrekend worden – tegenover je andere erfgenamen. Wilde je dat niet, dan moest je uitdrukkelijk bepalen dat het om een voorschot op je erfenis ging.

Het nieuwe erfrecht heeft de spelregels veranderd. Levensverzekeringscontracten waarvan de begunstigde sinds 1 september 2018 werd aangeduid, worden vermoed wel onderworpen te zijn aan de inbreng en moeten dus worden verrekend. Dit geldt niet enkel voor alle nieuwe polissen sinds die datum, maar ook voor oude polissen waarvan de begunstigde sinds 1 september 2018 werd gewijzigd. Het vermoeden van inbreng geldt voor alle erfgenamen in rechte neerdalende lijn, dus voor je kinderen, kleinkinderen, enz. Heb je andere erfgenamen aangeduid als begunstigde, dan zijn die in principe buiten erfdeel, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald.

Probleem: je wil geen verrekening.

Stel, je sluit een Tak 21 ter waarde van 20.000 euro af met je zoon als begunstigde, als compensatie voor de 20.000 euro financiële steun aan je dochter bij de verbouwing van haar huis, maar waarvan je geen echt bewijs hebt. In dat geval wil je dus niet dat die Tak 21 later, na je overlijden, wordt verrekend.

Oplossing

Je kan je verzekeraar vragen de polis van je Tak 21 (of 23) in die richting aan te passen.

Schenking op voorschot van erfenis vs buiten erfdeel

Als jij schenkt ‘op voorschot van erfenis’, dan betekent dit dat jij wil dat elk kind evenveel krijgt. Althans daar gaat de wet toch vanuit. Kreeg je zoon al 30.000 euro en je dochter niets, dan zal je dochter 30.000 euro meer erven dan je zoon. Er wordt dus verrekend. Maar het kan ook zijn dat jij wil dat je zoon meer krijgt dan je dochter. Dan moet je de schenking uitdrukkelijk ‘buiten erfdeel’ doen en dat in de schenkingsakte zetten. Je mag je zoon meer geven dan je dochter, zolang je dochter maar haar reserve krijgt. Is dat niet het geval, dan moet je zoon een stukje teruggeven. Dit wordt ‘inkorting’ genoemd.

Een voorbeeld. Je nalatenschap bedraagt 100.000 euro: 70.000 euro die er vandaag is en waarop je kinderen erfbelasting betalen + de oude schenking aan je zoon van 30.000 euro, waarop geen belasting meer moet worden betaald, maar die meegeteld wordt om te zien hoe groot de nalatenschap is.

De reserve van elk kind bedraagt dus 25.000 euro of de helft van 100.000 euro, gedeeld door twee kinderen.

Gebeurde de schenking aan je zoon op voorschot van erfenis, dan krijgt hij bij jouw overlijden nog 20.000 euro en je dochter 50.000 euro.

Gebeurde de schenking aan je zoon buiten deel, dan krijgt hij de helft van wat er overblijft, dus 35.000 euro. Samen met de oude schenking is dit 65.000 euro. Je dochter krijgt 35.000 euro. Je zoon zal dus geen stuk aan zijn zus moeten geven, want zij krijgt meer dan haar reserve van 25.000 euro.

VALKUIL 3: JE STIEFKIND KAN OMZETTING EISEN

Wanneer één van jullie beiden overlijdt en jullie hebben kinderen, dan erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de nalatenschap en heeft hij/zij dus recht op de ‘vruchten’ – huur, interesten, dividenden, enz. Jullie kinderen erven elk hun deel van de nalatenschap in blote eigendom. Het vruchtgebruik dooft pas uit als ook de langstlevende ouder sterft. In de praktijk leidt dit vaak tot spanningen, zeker als de relatie tussen ouders en kinderen niet zo best zit en/of als er stiefkinderen in het spel zijn. Jullie kinderen moeten wachten tot de langstlevende ouder overleden is om volledig eigenaar van de goederen te kunnen worden. En als langstlevende partner zit je vaak met het probleem dat het vruchtgebruik weinig of niets voorstelt: een spaarrekening met 0,11% interest, een beleggingsportefeuille met kapitaliserende stukken, een vastgoed- of familievennootschap die geen dividend uitkeert, enz.

Door indexatie van de schenking kan het zijn dat je oudste kind een kleiner deel van je nalatenschap krijgt.
Door indexatie van de schenking kan het zijn dat je oudste kind een kleiner deel van je nalatenschap krijgt.© getty images

Om dergelijke situatie op te lossen, voorziet de wetgever de omzetting van het vruchtgebruik. Concreet betekent dit dat jij, als langstlevende echtgenoot, of je kinderen steeds de omzetting kunt vragen in volle eigendom of een rente. Jullie komen dan overeen om elkaar uit te kopen of jullie vragen dat aan de rechter. Je stiefkinderen kunnen dit echter eisen en dan mag de rechter niet weigeren. Als langstlevende heb je wel altijd een vetorecht tegen de omzetting van de gezinswoning en inboedel. Je kan dus niet uit je gezinswoning worden gezet door je stiefkind, maar bijvoorbeeld wel uit je tweede verblijf.

Probleem: je stiefkind kan de omzetting eisen van het vruchtgebruik van je tweede verblijf en/of geld op een spaarrekening.

Oplossing

Als een belangrijk deel van jullie vermogen in de huwgemeenschap zit, kan het inlassen van een keuzebeding in jullie huwelijkscontract een eenvoudige oplossing zijn voor dit probleem (dit kost je ongeveer 600 euro). De langstlevende echtgenoot kiest dan wat hij/zij wil uit de huwgemeenschap in volle eigendom en vermijdt zo het probleem van omzetting van vruchtgebruik. Is er geen huwgemeenschap, dan kan je delen via een testament in volle eigendom schenken. Dit kan zelfs nog worden verfijnd via een testament met keuzelegaat, waarbij de langstlevende bepaalde keuzes kan maken. Zo’n testament is uiteraard ook een (bijkomende) mogelijke oplossing als er een huwgemeenschap is.

Dit zijn je erfgenamen

Behalve je partner – echtgenoot of wettelijk samenwonende partner – kan iemand maar jouw wettelijke erfgenaam zijn als er een bloedband is of adoptie. Jouw erfgenamen in de rechte lijn – vertrekkend van jezelf – zijn je kinderen, je kleinkinderen enz. en je ouders en grootouders. In de zijlijn – je klimt dan eerst naar jouw ouders of grootouders en daalt dan terug af – zijn dat je broers en zussen, hun kinderen, je ooms, tantes, neven en nichten. Je stiefkind is dus geen wettelijke erfgenaam omdat er geen bloedband is. Wil je iets nalaten aan je stiefkind, dan moet je een testament maken.

VALKUIL 4: SAMENWONENDEN ZIJN NIET EXTRA BESCHERMD

In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, verandert het nieuwe erfrecht niets aan de situatie van samenwonenden. Als wettelijke samenwoners hebben jullie een beperkt wettelijk erfrecht. De langstlevende partner erft enkel het vruchtgebruik van de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad. En zijn jullie feitelijk samenwonend dan erven jullie volgens de wet helemaal niets van elkaar. Willen jullie elkaar toch iets nalaten, dan moeten jullie een testament maken.

Probleem: je wil je samenwonende partner (meer) laten erven.

Oplossing

Als jullie als wettelijk samenwonenden mekaar meer willen nalaten dan het vruchtgebruik op de gezinswoning en huisraad, zullen jullie dus elk een testament moeten opmaken. Zijn jullie feitelijk samenwonend, dan moeten jullie sowieso een testament opmaken als jullie elkaar iets willen nalaten. Weet wel dat je als samenwonende partner geen recht hebt op een reserve. Je kan dus het wettelijk erfrecht van je wettelijk samenwonende partner afnemen in een testament.

De ene samenwoner is de andere niet

Als wettelijk samenwonende partners hebben jullie een verklaring afgelegd op het gemeentehuis. Die verklaring kunnen jullie elk eenzijdig terug intrekken en op die manier de wettelijke samenwoning beëindigen. Zolang je wettelijk samenwoont, geniet je bescherming: je hebt een beperkt wettelijk erfrecht en ook bij huur ben je beter beschermd dan een feitelijke samenwoner. Want wanneer jullie feitelijk samenwonen betekent dit dat jullie hetzelfde domicilie hebben. Jullie hebben verder geen rechten en plichten tegenover elkaar en jullie zijn minder beschermd.

VALKUIL 5: VOORTGEZET VRUCHTGEBRUIK VOOR DE LANGSTLEVENDE

Normaal dooft het vruchtgebruik uit als de vruchtgebruiker overlijdt. Sinds 1 september 2018 voorziet de wet dat je als langstlevende echtgenoot een wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik krijgt, kortweg voortgezet vruchtgebruik of WTOV, op de goederen die je overleden echtgenoot in het verleden heeft geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. In dit geval dooft het vruchtgebruik dus niet uit, maar zet de langstlevende partner het verder.

Een voorbeeld. Je schenkt je appartement (eigen vermogen) aan je zoon met voorbehoud van vruchtgebruik. Als jij overlijdt, krijgt je echtge- no(o)t(e) het voortgezet vruchtgebruik op dit appartement. Je zoon wordt dus pas volle eigenaar als ook zijn tweede ouder overleden is.

Belangrijk in deze regeling is wel dat jullie al gehuwd waren op het ogenblik van de schenking. Bovendien moet je als schenker eigenaar zijn gebleven van dit vruchtgebruik tot je overlijden. Een analoge regeling geldt voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner. Hier is de regeling echter veel beperkter: het voortgezet vruchtgebruik beperkt zich bij de langstlevende wettelijk samenwonende partner tot de gezinswoning en de huisraad.

Probleem: je moet er erfbelasting op betalen.

In Vlaanderen wordt het opvolgend vruchtgebruik (WTOV), voor alle overlijdens sinds 1 september 2018, in principe belast in de erfbelasting. Dat staat in Vlaanderen uitdrukkelijk in de wetgeving. Het Brussels hoofdstedelijk gewest en het Waals gewest hebben hierover nog geen bepaling in hun wetgeving opgenomen. Zolang lijkt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik daar niet belastbaar te zijn, hoewel dit door bepaalde juristen betwijfeld wordt.

Oplossing

Als het opvolgend vruchtgebruik betrekking heeft op de gezinswoning en de inboedel, dan blijft de vrijstelling op de gezinswoning behouden. Als langstlevende partner geniet je in de drie gewesten immers nog steeds de vrijstelling van erfbelasting voor de gezinswoning.

Als je de erfbelasting op het WTOV op andere goederen dan de gezinswoning wil vermijden, volstaat het dat je als ouder-schenker die zich het vruchtgebruik voorbehoudt, in de schenkingsakte aan je kind uitdrukkelijk bepaalt dat jouw vruchtgebruik aan je langstlevende echtgeno(o)t(e) toekomt. Deze contractuele ’terugval’ van vruchtgebruik valt in Vlaanderen niet onder de erfbelasting. Er moet dan wel schenkbelasting worden betaald, maar die ligt doorgaans veel lager.

In Brussel en Wallonië wordt zo’n contractuele terugval dan weer wél belast in de successierechten. Gewoon niets doen en het WTOV laten spelen lijkt in deze gewesten dan ook de beste optie.

Het kan ook zijn dat je als ouder-schenker helemaal niet wenst dat het vruchtgebruik wordt verdergezet door je partner als jij eerst zou overlijden. Dan kan je het WTOV gewoon uitsluiten in een testament. Een andere oplossing is dat je als schenker tijdens je leven verzaakt aan je eigen vruchtgebruik (bv. aan het einde van je leven). Een stuk omslachtiger is dat de echtgeno(o)t(e) van de schenker tussenkomt in de schenkingsakte en afstand doet van dit WTOV of eraan verzaakt via een erfovereenkomst.

Vruchtgebruik vs blote eigendom

Als een goed je eigendom is, dan mag jij daar verschillende dingen mee doen: je mag het gebruiken (bv. in je huis wonen), verhuren en het huurgeld ontvangen, verkopen, er een hypotheek op nemen. Een eigendom valt uiteen in blote eigendom en vruchtgebruik. Als vruchtgebruiker mag je letterlijk de vruchten innen. Je mag het goed gebruiken en ervan genieten. Je mag het dus verhuren en er huurgeld voor krijgen. En je betaalt tijdens het vruchtgebruik de kosten voor de kleine herstellingen. Maar je mag niet over het goed beschikken: je mag het dus niet verkopen of er een hypotheek op nemen. Als blote eigenaar mag je tijdens de duur van het vruchtgebruik niet van het goed genieten en mag je het niet gebruiken. Pas als de vruchtgebruiker overlijdt of als hij/zij afstand doet van het vruchtgebruik, word je als blote eigenaar ook volle eigenaar.

Partner Content