“Meer pen sioen voor deeltijds werk!”

Wie deeltijds gaat werken, realiseert zich meestal niet welke gevolgen dit kan hebben voor het latere pensioen. Weinig mensen weten bijvoorbeeld dat wie niet minstens 30 jaar voltijds heeft gewerkt, geen recht heeft op een minimumpensioen! Exclusief voor Plus Magazine, ontvouwt minister Bruno Tobback zijn plannen om de negatieve gevolgen van deeltijds werken te beperken. Goed nieuws, vooral voor de vrouwen die hun carrière op een laag pitje zetten om voor de kinderen te zorgen!

Over alle leeftijdscategoriëen heen werkt 38 % van de vrouwen deeltijds, tegenover slechts 5 % van de mannen (zie het kaderstukje Voltijds/deeltijds). Toch is het pensioensysteem, zoals het overgrote deel van onze sociale zekerheid, traditioneel een mannenzaak.

“Het Belgische pensioensysteem is opgebouwd naar het beeld van de voltijds werkende man”, zegt minister van Pensioenen, Bruno Tobback. “Sinds de jaren zestig zijn ook vrouwen massaal op de arbeidsmarkt gekomen. Maar, veel meer dan bij de mannen, wordt hun carrière gekenmerkt door deeltijds werk en loopbaanonderbrekingen. Ons pensioensysteem is echter niet mee geëvolueerd met die maatschappelijke ontwikkeling. Het heeft dringend nood aan meer vrouwelijkheid.”

Daarom gaat minister Tobback vooral de jongere generatie vrouwen informeren over de belangrijke invloed van de loopbaankeuze op het latere pensioen. Deze zomer komt er een website en een informatiebrochure op vrouwenmaat. Intussen heeft ook al de eerste van vier zogenaamde Conferenties over Vrouw en Pensioen plaatsgevonden.

In een exclusief gesprek met de minister peilde Plus Magazine naar de bevindingen van de eerste van deze conferenties en de plannen die op stapel staan om vrouwen (maar uiteraard ook mannen die deeltijds gewerkt hebben) een beter pensioen te bezorgen.

Wat is de bedoeling van de bewuste Conferenties over Vrouw en Pensioen?

Om te beginnen willen we een beter overzicht krijgen van wat de problemen zijn. In het kader van het Generatiepact hebben we vastgesteld dat we bij het uitwerken van een aantal maatregelen in verband met het pensioen op een heel andere realiteit stootten bij mannen dan bij vrouwen. Als we pensioenmaatregelen nemen, kunnen we ons voor de mannen baseren op statistieken. De gemiddelde man bestaat namelijk: hij heeft op zijn 58ste gemiddeld 37 jaar gewerkt. Als we een probleem oplossen, dan zal het dus opgelost zijn voor de meeste mannen. Dat is heel anders voor de vrouwen, want hun loopbaan verloopt heel verscheiden. Sommige vrouwen beginnen hun loopbaan voltijds en eindigen ze ook voltijds. Andere vrouwen werken maar korte tijd en stoppen zodra er kinderen komen. Sommige van deze vrouwen hervatten het werk na een aantal jaren – voltijds of deeltijds. Nog anderen werken een hele loopbaan deeltijds. Zij hebben uiteindelijk misschien evenveel loopbaanjaren als de mannen, maar het zijn geen voltijdse jaren. Door de verscheidenheid in carrières zijn de maatregelen die we nemen veel moeilijker toe te spitsen op de gemiddelde vrouw. Voor de ene zullen ze beter uitdraaien dan voor de andere. Of ze kunnen zelfs negatief werken.

Momenteel hebben we te weinig zicht op het loopbaanverloop bij vrouwen. Een individueel loopbaanbeleid voeren voor 5 miljoen vrouwen gaat natuurlijk niet, maar allicht kunnen we ze wel onderverdelen in een aantal grote groepen. Daarom werden na de eerste Conferentie een aantal studieopdrachten gegeven die tegen de volgende Conferentie moeten volbracht zijn en een duidelijker beeld geven.

Een tweede doel is het uitwerken van een aantal maatregelen die vooropgesteld werden in het Generatiepact. Onder meer deze in verband met het overlevingspensioen en het minimumpensioen. Die schrijven we nu uit in koninklijke besluiten en/of wetteksten.

Een derde doel is een aantal voorstellen te bespreken om de partner die zijn loopbaan onderbroken of gehalveerd heeft meer pensioenrechten toe te kennen.

Samengevat beogen de Conferenties dus de uitwerking van onze maatregelen en de goedkeuring daarvan tijdens deze legislatuur. En we willen een basis leggen van kennis en ideeën waarmee we de volgende legislatuur van start kunnen gaan.

Als we kijken naar de pijnpunten bij deeltijdse werkkrachten valt vooral op dat ze vaak niet eens in aanmerking komen voor een minimumpensioen.

Om recht te hebben op een minimumpensioen moet je om te beginnen 30 jaar gewerkt hebben. Niet iedereen komt daaraan. Als je pakweg tussen je 25ste en je 35ste thuisgebleven bent om voor de kinderen te zorgen en je wilt stoppen op 60 jaar, dan haal je meestal geen 30 loopbaanjaren. Bovendien moeten deze jaren in de huidige wetgeving voltijdse jaren zijn. Dit betekent dat je ofwel 30 jaar voltijds gewerkt moet hebben, ofwel bijvoorbeeld 20 jaar voltijds en 20 jaar halftijds.

Deze voorwaarden hebben tot gevolg dat veel mensen die een langere periode deeltijds gewerkt hebben geen recht hebben op een minimumpensioen. Daarom zal de toegang tot dit recht versoepeld worden. Deze maatregel staat in het Generatiepact. Om aan de loopbaanvoorwaarde van 30 jaar te voldoen, komen in de toekomst ook de jaren in aanmerking waarin men minstens halftijds gewerkt heeft. Ook 30 halftijdse jaren zullen dus toegang geven tot het minimumpensioen.

Let wel, we berekenen het minimumpensioen nog altijd op basis van het aantal gewerkte jaren. Want het minimumpensioen is een bedrag voor iemand die een volledige loopbaan (van 44 of 45 jaar) voltijds gewerkt heeft. Wie 30 jaar minstens halftijds gewerkt heeft, krijgt een bedrag in verhouding. Dat is nog altijd niet veel, maar in ieder geval meer dan iemand die geen recht heeft op het minimumpensioen. Het is een stap vooruit, maar het is geen gelijkschakeling. In ons pensioensysteem is het onmogelijk om aan iemand die 20 jaar gewerkt heeft (voltijds of deeltijds) evenveel te geven als aan iemand die bijvoorbeeld 35 jaar gewerkt heeft. De basis van ons systeem is immers nog altijd dat je rechten krijgt in verhouding tot de bijdragen die je betaald hebt. We willen niet de verwachting scheppen dat vrouwen die bijvoorbeeld maar 5 jaar gewerkt hebben een behoorlijk pensioen zullen krijgen. Dat zal nog altijd een heel laag pensioen zijn. Wat we wél hebben willen doen, is zorgen dat wie 40 jaar gewerkt heeft, maar deeltijds, niet onevenredig benadeeld wordt. Want nu is het zo dat wie 40 jaar halftijds heeft gewerkt, minder dan de helft van het pensioen krijgt. En dat is niet rechtvaardig. Het deeltijdse pensioen moet in verhouding zijn. Het mag zelfs iets meer zijn als je bedenkt dat die persoon tijdens de deeltijdse jaren andere maatschappelijk nuttige arbeid heeft gedaan, bijvoorbeeld de zorg voor een gezin of voor de ouders.

Het idee van het Generatiepact is dat voor iemand die lang genoeg gewerkt heeft, daar iets tegenover moet staan. Deze maatregel zal dit jaar in een besluit gegoten worden en zal van toepassing zijn vanaf 2007.

Een tweede pijnpunt is het minimumrecht per loopbaanjaar. Wat gaat er op dit vlak veranderen?

Wie 15 jaar gewerkt heeft, komt in aanmerking voor een minimumrecht per loopbaanjaar. Zoals u weet krijgt iedere werknemer in de privésector een bepaald pensioenbedrag per jaar dat hij gewerkt heeft. Die bedragen worden samengeteld en geven het totale pensioenbedrag. Per jaar wordt een ‘minimumrecht’ bepaald. Als je een bepaald jaar heel weinig hebt verdiend, dan wordt je voor dat jaar een hoger fictief inkomen toegekend waarop je pensioen wordt berekend. Dus ook hier krijg je een hoger pensioen dan dat waar je bijdragen voor hebt betaald.

Dit ‘minimumrecht per loopbaanjaar’ is een manier om het pensioen wat op te trekken voor mensen die een heel laag loon hebben gehad. Tot de doelgroep van deze maatregel behoren vooral vrouwen. Vanzelfsprekend wordt ook het bedrag van het minimumrecht aangepast in verhouding tot de arbeidsregeling. Het minimumjaarrecht wordt berekend op basis van het gewaarborgd minimuminkomen van A 14.710,70 per jaar. We hebben voorgesteld om dit minimumrecht op te trekken met 7 %. Deze twee maatregelen maken een aantal onrechtvaardigheden ongedaan. We stellen vast dat de generatie die nu met pensioen gaat het slachtoffer is van de keuzes die ze 30 jaar geleden gemaakt heeft. Daarom willen we nu preventief werken en jonge vrouwen informeren dat ze het best zoveel mogelijk eigen rechten opbouwen.

Is de boodschap voor jonge vrouwen dan: ‘Zorg dat je zelf genoeg hebt gewerkt’?

Werk zelf voldoende of maak op een verstandige manier gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Er zijn nu, veel meer dan vroeger, systemen waarbinnen je tijdelijk deeltijds kunt werken zonder significante gevolgen voor het latere pensioen. Dat zijn de systemen van deeltijdse loopbaanonderbreking en tijdskrediet. Ze voorzien, onder de wettelijke voorwaarden, gelijkstelling op basis van het laatstverdiende loon voor het pensioen. Iemand die een deeltijdse loopbaanonderbreking neemt, zal ook minder geneigd zijn om definitief uit het arbeidscircuit te verdwijnen.

Die informatie gaan wij nu dus uitgebreid geven. Maar dat is natuurlijk alleen nuttig voor degenen die vandaag de beslissing nemen en niet voor degenen die er al een hele loopbaan hebben opzitten.

Klopt het dat de premies die toegekend worden bij loopbaanonderbreking of tijdskrediet niet meetellen voor de berekening van het pensioen?

Bij een loopbaanonderbreking of tijdskrediet gebeurt de pensioenberekening zoals dat voor werklozen het geval is. Men baseert zich op een fictief loon (het laatste loon), wat voordeliger is dan indien het zou berekend worden op basis van het werkelijke inkomen.

Om vervroegd op pensioen te kunnen gaan (vanaf 60 jaar) zijn er 35 loopbaanjaren nodig. Vormt dit een probleem voor veel vrouwen?

Het aantal loopbaanjaren dat vereist is om op je 60ste te kunnen stoppen, bedraagt inderdaad 35 jaar. Dit is vooral een probleem voor mensen die een periode uit het arbeidscircuit gestapt zijn. Zij voldoen vaak niet aan deze voorwaarden. Toch vinden wij dit minder prioritair. Het uitgangspunt van het Generatiepact was dat we mensen langer aan het werk willen houden. Het is voor ons belangrijker dat met name vrouwen na hun loopbaan (die vaak geheel of gedeeltelijk deeltijds verloopt) een beter pensioen krijgen. De vakbonden waren ook vragende partij om het brugpensioen voor vrouwen toegankelijker te maken. Want u moet weten dat in de praktijk 90 % van de bruggepensioneerden mannen zijn. Maar ook daar was ons standpunt dat de meeste vrouwen er meer belang bij hebben te stoppen op 63 of 64 jaar maar met een goed pensioen, dan vroeg te kunnen stoppen. Bovendien mogen we ook niet vergeten dat vrouwen, statistisch gezien, langer leven dan mannen. Het is dan des te belangrijker voor de vrouwen dat ze een goed pensioen hebben. Laat het ons zo zeggen: beter 20 jaar van een goed pensioen genieten dan 30 jaar in miserie leven, ook al moet je daar eerst misschien wat langer voor werken.

Regelmatig worden er voorstellen gelanceerd om de partner die thuis gebleven is om voor de kinderen te zorgen, toch een recht op pensioen te garanderen. Een opvallend voorstel is om de pensioenrechten van beide partners ‘samen te leggen’. Als de vrouw dan volledig stopt met werken bouwt ze toch nog de helft van de pensioenrechten op, werkt ze halftijds dan bouwt ze 3/4de van de rechten op. Wat denkt u hiervan?

Het is een boeiend idee dat op de volgende conferenties zal besproken worden. Maar dit voorstel heeft eigenlijk enkel zin in geval van een scheiding of een overlijden. Zolang koppels bij elkaar zijn, gaan we ervan uit dat het inkomen gedeeld wordt. Het wordt een probleem bij een scheiding als één van de partners achterblijft zonder pensioenrechten omdat hij niet (of maar heel kort) gaan werken is. Maar in België hebben we daar eigenlijk al een systeem voor dat misschien zelfs voordeliger is, nl. dat van het pensioen voor echtgescheiden echtgenoten. Een vrouw die gescheiden is, kan onder bepaalde voorwaarden 62,5 % van een pensioen krijgen op basis van de loopbaan van de ex-echtgenoot gedurende het huwelijk. Het systeem van het splitsen van de rechten geldt ook alleen voor de jaren van het huwelijk. Voor we een dergelijk systeem invoeren, moeten we dus eerst onderzoeken of het huidige systeem niet voordeliger is. Want in dit voorstel ga je de rechten van de ene partner verlagen om ze door te schuiven naar de andere. In de regeling die nu van toepassing is krijgt de ex-partner een pensioen, zonder dat er iets afgaat van het pensioen van de echtgenoot die gewerkt heeft. Er wordt een pensioen gegeven zonder dat er bijdragen voor betaald zijn.

Dus moeten we eerst de discussie voeren en zien wat de mogelijke gevolgen zijn. Als we iets nieuws invoeren, moet het een verbetering zijn. Maar wat ook het instrument is waarmee we de zaak aanpakken, het gaat hier wel degelijk om een reëel probleem. Gescheiden partners die geen eigen pensioenrechten hebben opgebouwd, vervallen al te vaak in armoede. En we moeten opletten dat we met dit splitsingsvoorstel geen twee keer armoede veroorzaken wanneer de werkende gescheiden partner ook al een laag inkomen had.

Het rustpensioen van echtgescheiden echtgenoten geldt enkel voor werk-nemers. Zou dit ook zo zijn bij de splitsing van de rechten?

In België is er inderdaad een verschillende pensioenregeling voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Ambtenaren hebben enkel hun eigen rechten. Vandaar is er voor hen ook geen gezinspensioen. Het systeem van het rustpensioen voor echtgescheiden echtgenoten is evenmin voorzien voor hen. En ook voor het voorstel over de splitsing van de pensioenrechten ligt de discussie voor hen moeilijker.

Zijn er nog andere ideeën om partners die weinig of niet gewerkt hebben (of hun ex-partners) toch een recht op pensioen toe te kennen?

Gebaseerd op dit idee zijn er veel dingen die je kunt doen maar veel origineler dan de pensioenrechten in twee delen, kun je naar mijn gevoel niet worden. In plaats van origineel te willen zijn, moeten we ons echter een aantal fundamentele zaken afvragen. Hoe doe je dit bij wettelijk samenwonenden? Hoe doe je dit als er een huwelijk is na een pensioen? Of bij een echtscheiding na een pensioen? We gaan alles eens goed op een rijtje moeten zetten om zeker te zijn dat we geen maatregelen nemen die nadelig kunnen uitvallen.

Dan zijn er nog een aantal maatregelen in verband met het overlevingspensioen die niet zozeer te maken hebben met deeltijds werken, maar die de situatie van mensen (vooral vrouwen) met een overlevingspensioen verbeteren.

Wie van een overlevingspensioen moet leven wil vaak nog wat bijverdienen. Nu zijn de bijverdiengrenzen voor iedereen gelijk, ongeacht de hoogte van het overlevingspensioen. Daar komt verandering in. In plaats van een plafond op het inkomen (in dit geval het overlevingspensioen) zal er een plafond komen op het totale gezinsinkomen, nl. op het overlevingspensioen + het inkomen uit arbeid. Dat plafond zal hoger liggen dan vandaag het geval is. In de praktijk betekent dit dat wie een laag overlevingspensioen heeft, veel meer zal mogen bijverdienen vooraleer we gaan inhouden. Voortaan zal ook enkel het bedrag dat je boven het plafond komt, worden ingehouden. De regel dat je alles kwijt bent als je er meer dan 15 % boven zit, zal worden afgeschaft. Het kan zijn dat sommige personen met deze nieuwe regeling iets minder overhouden, maar voor diegene met een laag overlevingspensioen zal het zeker een stap vooruit zijn. Vrouwen die een gemiddeld overlevingspensioen hebben en gemiddeld bijverdienen, zullen niet meer door een onverwachte indexering alles kwijtraken. Deze maatregel zal verder besproken worden in de komende Conferenties.

Verder zal het overlevingspensioen voor een beperkte periode cumuleerbaar gemaakt worden met een werkloosheiduitkering, wat nu niet mogelijk is. Je kunt nu een overlevingspensioen niet cumuleren met een uitkering, alleen met een inkomen uit arbeid. Als je je werk kwijtraakt moet je dus kiezen: ofwel houd je het overlevingspensioen, ofwel kies je voor de werkloosheidsuitkering. Voortaan zul je de twee gedurende 12 maanden kunnen combineren, dat hoeft niet aan één stuk te zijn. We gaan de twee samen uitbetalen, maar we gaan het overlevingspensioen wel beperken tot het bedrag van de Inkomensgarantie voor Ouderen. Het is een beperkte stap vooruit, maar het is een verbetering die een aantal problematische situaties zal oplossen. Deze maatregel zal dit jaar nog van toepassing worden.

Mogen we tot slot stellen dat het pensioen wat vrouwvriendelijker zal worden?

Als we dit alles realiseren, zal het een vrouwvriendelijke legislatuur geweest zijn. Ook voor de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen is aan de wetgeving gesleuteld om ze een eigen pensioen te laten opbouwen. En we weten dat dit vooral vrouwen zijn. Tot nu toe konden ze 40 jaar gewerkt hebben maar als zij niet ingeschreven waren, bouwden ze geen enkel recht op pensioen op.

Dit neemt niet weg dat we ook aan het einde van deze legislatuur zullen moeten vaststellen dat er verhoudingsgewijs een hele hoop vrouwen een lager pensioen hebben dan mannen. De komende 25 jaar zullen we nog een generatie vrouwen hebben voor wie het pensioen zal moeten aangevuld worden door bijvoorbeeld de zorgverzekering of andere vormen van uitkering. Maar we zijn in ieder geval op de goede weg... n

A Annemie Goddefroy

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content