Uw pensioen onder de loep

Els, Peter en Jan zijn jonge zestigers en ze denken stilaan aan een ‘fin de carrière’. Ze werken respectievelijk in de privésector, als ambtenaar en als zelfstandige en ze vragen zich af welke formaliteiten ze moeten vervullen om op tijd en stond hun pensioen te ontvangen.

Privésector, ambtenaar, zelfstandige: wat voorafgaat...

Els werkt in de privésector en wil met pensioen

Tot 31 december 2005 was de pensioenleeftijd voor vrouwen 63 jaar (voor mannen is dat al lang 65 jaar). Sinds 1 januari 2006 werd de pensioenleeftijd voor vrouwen op 64 jaar gebracht. Els wordt 64 jaar op 20 oktober 2006.

Automatische pensioenaanvraag

Els moet geen pensioenaanvraag meer doen. Sinds 1 januari 2004 hoeft dit niet meer als u stopt met werken op de wettelijke pensioenleeftijd. U moet enkel nog zelf uw pensioen aanvragen als u:

n vroeger met pensioen wilt dan de wettelijke pensioenleeftijd. Dit kan vanaf 60 jaar als u een voldoende aantal jaren gewerkt hebt.

n langer gewerkt hebt dan de wettelijke pensioenleeftijd. In de privésector is immers niemand verplicht om met pensioen te gaan (in tegenstelling tot de ambtenaren, zie verder).

n met pensioen gaat als ambtenaar of in een bijzonder stelsel (mijnwerkers, zeevarenden, vliegend personeel van de burgerluchtvaart).

Bent u in één van deze gevallen, dan doet u de aanvraag op het gemeentebestuur van uw hoofdverblijfplaats. U neemt uw identiteitskaart en trouwboekje mee. U mag de aanvraag doen één jaar voordat u de pensioenleeftijd bereikt.

Binnenkort: automatische pensioenraming

Els heeft een pensioenraming gevraagd bij de Infodienst Pensioenen. Dit kan vanaf de leeftijd van 55 jaar. In de loop van 2006 zouden alle 55-plussers automatisch een raming van hun pensioen ontvangen en zult u dit dus niet meer zelf moeten vragen. De bedoeling van deze automatische raming is toekomstige gepensioneerden te behoeden voor een koude douche.

Op termijn zal deze automatische raming zelfs uitgebreid worden tot 45-plussers. Er zal bovendien bij vermeld worden wat het pensioen zou bedragen als de betrokken 55-plusser zou besluiten nog 5 of 10 jaar te werken.

Geen pensioen zonder ontslag

Els’ arbeidsovereenkomst moet beëindigd worden. De werkgever van Els geeft haar een (verkorte) opzeggingstermijn van 6 maanden (die dus ingaat op 1 mei 2006).

De eerste pensioendag

1 november 2006 is Els’ eerste pensioendag, de eerste dag na de maand waarin zij de pensioenleeftijd bereikt.

Contact

De Rijksdienst voor Pensioenen beschikt over een Contact Center, waar u ofwel een onmiddellijk antwoord op uw vraag krijgt, ofwel wordt doorgestuurd naar de bevoegde dienst: tel. 02 529 30 02 (Nederlandstalige lijn). Deze lijn is betalend. Gepensioneerden kunnen op een gratis lijn bellen: 0800 502 46.

Briefwisseling stuurt u naar:

Rijksdienst voor Pensioenen

Zuidertoren

1060 Brussel

Peter is ambtenaar en bijna

gepensioneerd

Peter wordt 65 in juli 2007. Voor een ambtenaar betekent dit dat hij onherroepelijk met pensioen wordt gestuurd.

Aanvraag

Omdat Peter ambtenaar is, moet hij wél een pensioenaanvraag doen. Voor hen gebeurt dit niet automatisch! Dit kan schriftelijk bij het bestuur waarvan hij deel uitmaakt, één jaar voor de ingangsdatum (dus ten laatste in juli 2006). Van daaruit wordt zijn dossier doorgestuurd naar de Pensioendienst voor de Overheidssector.

Een raming

Ook Peter heeft, toen hij 55 was, een pensioenraming laten maken door de Pensioendienst voor de Overheidssector, tel. 02 558 60 00. Voor ambtenaren is er dus nog geen sprake van een automatische raming. Zij moeten er zelf om vragen.

Verplicht op pensioen!

Omdat Peter ambtenaar is, moet hij verplicht op pensioen zodra hij 65 jaar is. Hij mag niet langer werken zoals dat wel het geval is voor een werknemer in de privésector. Vandaar dat een ambtenaar ook niet ontslagen hoeft te worden. Hij mag wel vroeger stoppen met werken, zodra hij 60 jaar is en minstens 5 dienstjaren heeft.

Contact

De informatieambtenaren van de Pensioendienst voor de Overheidssecter beschikken over een grondige kennis van de pensioenadministratie en de concretewerking ervan. Zij zullen uw vragen zo concreet mogelijk beantwoorden of u doorverwijzen naar de bevoegde dienst en/of persoon.

Voor de Nederlandstaligen:

tel. 02 558 63 65, fax 02 558 60 10.

Briefwisseling stuurt u naar:

Pensioendienst voor de Overheidssector

Victor Hortaplein 40, bus 30

1060 Brussel, www.pdos.fgov.be

Jan is zelfstandig, wordt 65 en wil met pensioen

Jan wordt 65 jaar in december 2006 en wil met pensioen gaan.

Aanvraag

De Rijksdienst voor Sociale Verzekering Zelfstandigen (RSVZ) stuurt hem 15 maanden op voorhand automatisch een aanvraagformulier. Hij hoeft de aanvraag dus niet zelf te doen. Als hij effectief met pensioen wil, vult hij het formulier in. Wil hij langer werken dan zijn 65ste, dan duidt hij dat aan. Een zelfstandige kan (anders dan een ambtenaar) dus ook na zijn 65ste blijven werken.

Raming

Zodra hij 55 jaar is geworden, kan Jan een pensioenraming laten maken bij de RSVZ, Voorlopig is er nog geen sprake van een automatische raming voor zelfstandigen.

Contact

De RSVZ kunt u telefonisch bereiken via: tel. 02 546 42 11.

Briefwisseling stuurt u naar:

Rijksdienst voor Sociale Verzekering Zelfstandigen, Jan Jacobsplein 6,

1000 Brussel

Wettelijk, aanvullend, individueel

Zal het wettelijk pensioen ons een comfortabele oude dag kunnen garanderen? Het antwoord is: ja en neen. Een combinatie van de drie pensioenpijlers moet uitkomst bieden. Ons Belgisch pensioenstelsel bestaat inderdaad uit drie grote pijlers waarop de hele constructie rust:

n het wettelijk pensioen: wat we na jaren van noeste arbeid op onze rekening gestort krijgen

n het aanvullend pensioen: via pensioenplannen kunnen bedrijven hun personeel een rente of kapitaal garanderen

n het individuele sparen: de verschillende formules van pensioensparen.

Elk van de drie pijlers komt verder in deze gids aan bod. De tweede en derde pijler zijn ontstaan als privé-initiatieven om het dreigende tekort in de pot van de wettelijke pensioenen op te vangen. Ook de overheid beseft dat er een reserve moet worden opgebouwd om de explosie van het aantal gepensioneerden op te vangen.

Het Zilverfonds is een begrotingsmechanisme. Het komt eropneer dat het geld, vrijgekomen door extra inkomsten en besparingen op andere posten, wordt doorgestort in een fonds. Vanuit dit reservefonds worden dan middelen overgeheveld om komende tekorten in de wettelijke pensioenstelsels op te vangen.

Pijler 1: Het wettelijk pensioen

Ons wettelijk pensioen bestaat uit drie grote categorieën: het pensioen van loontrekkenden, van zelfstandigen en van ambtenaren. In deze gids richten we ons vooral op de eerste groep.

Aan de basis

De wettelijke pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar voor mannen en momenteel 63 jaar voor vrouwen. Elk jaar dat u minstens 1/3de van een voltijdse werknemer in uw sector hebt gewerkt, telt mee voor uw pensioen.Vervroegd pensioen kan vanaf uw zestigste.

Minimumpensioen

Het pensioen voor een volledige loopbaan mag niet kleiner zijn dan een bepaald minimum. Momenteel is dat euro 10.395,95 voor een alleenstaande en euro 12.990,85 voor een gezin. Als u minder dan een volledige loopbaan gewerkt hebt, maar minstens 2/3de (30/45 voor een man, 28/43 voor een vrouw), dan ontvangt u een breuk van dit bedrag.

De Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO)

De IGO vervangt sinds 1 juni 2001 het vroegere gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Momenteel kunt u een IGO aanvragen vanaf 63 jaar. Vanaf 1 januari 2006 werd dat 64 jaar. De leeftijd van 65 jaar is van toepassing voor de IGO’s die ten vroegste ingaan op 1 januari 2009.

Het basisbedrag is euro 447, 06. Wie alleen woont, ontvangt een verhoogd bedrag: euro 670,44 per maand. De IGO is echter geen minimumpensioen! Het bedrag hangt af van uw andere bestaansmiddelen maar ook van de inkomsten van de personen met wie u samenwoont.

Pensioen en bijverdienen

U bent wel met pensioen, maar zou toch nog graag meewerken aan dat hoogst interessante project in uw vroegere firma. Of uw pensioenbedrag is aan de krappe kant en u wilt graag nog een centje bijverdienen. Anders dan voor bruggepensioneerden (enkele gevallen uitgezonderd), geldt er voor gepensioneerden geen verbod op een bijkomende beroepsactiviteit. Bijverdienen mag, maar binnen bepaalde grenzen. Ook administratief mag u een en ander niet uit het oog verliezen. En dan is er nog de fiscus. Gepensioneerden hebben recht op een belastingvermindering. Als u uw pensioen combineert met een loon, blijft er van die vermindering weinig (soms zelfs niets!) meer over.

Wie een hoog pensioen heeft, mag evenveel bijverdienen als wie met veel minder moet rondkomen. Zoals u in onderstaande tabel kunt zien, variëren de grenzen van het toegelaten arbeidsinkomen naargelang u loontrekkende of zelfstandige bent of een gemengd pensioen hebt (loontrekkende+zelfstandige). Hebt u nog personen ten laste, dan mag u meer bijverdienen. En ook de leeftijd waarop u met pensioen gaat – voor of na de wettelijke pensioenleeftijd – speelt een rol.

Aangifte

Als u nog een centje bijverdient, vergeet dan niet hiervan aangifte te doen bij de pensioendienst (als u vroeger als loontrekkende hebt gewerkt) of de Rijksdienst voor Sociale Verzekering Zelfstandigen (als u zelfstandig was).

De grenzen

Bij het bepalen van wat u mag bijverdienen, spelen heel wat factoren een rol. Een overzicht vindt u in het kader hieronder.

De sancties

Overschrijdt u het toegelaten bedrag, dan bent u niet meteen uw volledig pensioenbedrag kwijt. Overschrijdt u voor een bepaald jaar de grens met minder dan 15 %, dan wordt uw pensioen ingekort met dit percentage. Overschrijdt u ze met 15 % of meer, dan wordt de betaling van het pensioen voor dat jaar volledig geschorst!

Pensioen en echtscheiding

Als uit de echt gescheiden man of vrouw kunt u – behalve een eigen pensioen – ook genieten van een pensioen voor de beroepsbezigheid van uw ex-partner voor de jaren dat hij gewerkt heeft tijdens uw huwelijk. U ontvangt dit pensioenbedrag alsof u zelf gewerkt hebt. Het pensioen na een echtscheiding is een ingewikkelde materie. Eerst en vooral zijn er twee zeer belangrijke vragen:

1. Bent u feitelijk gescheiden of uit de echt gescheiden?

Voor een ‘echte’ echtscheiding moet er een vonnis uitgesproken zijn dat overgeschreven wordt in de registers van de burgerlijke stand.

2. Was uw ex-partner ambtenaar of loontrekkende/zelfstandige? In dit geval kunt u na een echtscheiding enkel een rustpensioen genieten, maar geen overlevingspensioen. Was uw ex-partner een ambtenaar, dan kunt u na een echtscheiding enkel een overlevingspensioen genieten, maar geen rustpensioen. Om in aanmerking te komen voor een rustpensioen van uw ex-echtgenoot/loontrekkende of zelfstandige moet u de pensioenleeftijd bereikt hebben, mag u niet hertrouwd zijn en moet u voor die jaren uw eigen pensioen laten vallen!

TIP Reken eerst goed uit of uw eigen pensioen voor de jaren tijdens het huwelijk niet meer oplevert dan het pensioen van uw ex-echtgeno(o)t(e).

Nog te vroeg voor uw pensioen!

U bent bijna 60, nog te vroeg voor een echt pensioen. Toch voelt u de behoefte om het beroepsleven (gedeeltelijk) te laten voor wat het is en te gaan onthaasten...

Er bestaan verschillende mogelijkheden. Vanaf 60 jaar kunt u met vervroegd pensioen. Dan krijgt u een echt pensioen, maar berekend op minder gewerkte jaren. Het zal dus lager liggen dan een pensioen op een loopbaan tot 65 of 64 jaar. Dit kan als u een minimum aantal jaren gewerkt hebt.

Bent u nog geen 60 jaar, dan kunt u een tijdskrediet nemen (halftijds werken of een vermindering tot 4/5de). Of u kunt uw werkgever vragen of er een mogelijkheid bestaat om met brugpensioen te gaan. Let wel, brugpensioen is enkel een recht als u ontslagen wordt na uw zestigste. Bent u jonger dan 60 jaar, dan kunt u enkel met brugpensioen als dat zo voorzien is in een sectorale of ondernemings-CAO. Maar ook een halftijds brugpensioen is mogelijk. Een overzicht van de voorwaarden vindt u in onderstaande tabel.

Pijler 2: Het aanvullend pensioen

Het wettelijk pensioen garandeert alle gepensioneerden een basisinkomen. Dit inkomen kan echter behoorlijk lager liggen dan het laatste loon. Vandaar de noodzaak van een aanvullende bescherming. Die kan geboden worden onder de vorm van een aanvullend pensioen.

Via pensioenplannen kunnen bedrijven hun personeel bij het einde van hun loopbaan een rente of kapitaal garanderen. Oorspronkelijk was dit voordeel enkel weggelegd voor bedrijfsleiders en kaderleden. Sinds de wet van 28 april 2003 werd het aanvullend pensioen uitgebreid.

Er zijn twee soorten aanvullende pensioenen:

n de pensioenen die in het bedrijf zelf worden georganiseerd

n de pensioenen die op sectoraal vlak worden georganiseerd.

In het bedrijf zelf

De aanvullende pensioenen die in het bedrijf zelf worden georganiseerd zijn de klassieke groepsverzekeringen of de bedrijfspensioenfondsen. Dit aanvullend pensioen kan zowel aan alle werknemers of slechts aan een deel (bijv. enkel de bedienden) worden aangeboden.

Werknemers die al in dienst zijn op het ogenblik waarop het aanvullend pensioen in een bepaald bedrijf wordt ingevoerd, kunnen niet verplicht worden om aan te sluiten. Zij hebben het uitdrukkelijke recht dat te weigeren.

Op sectoraal vlak

Een aanvullend pensioen kan ook georganiseerd worden op het vlak van de sector, door een CAO van het paritair comité. Dit laatste is helemaal nieuw sinds de wet van 28 april 2003, afgekort de WAP. Een aantal sectoren heeft reeds zo’n aanvullend pensioen op het niveau van de bedrijfstak ingericht. De meeste sectoren onderzoeken momenteel nog hoe ze voor hun bedrijfstak een aanvullend sectorpensioen kunnen invoeren.

Omdat een sectorpensioen enkel via een CAO kan ingevoerd worden en CAO’s van toepassing zijn op alle werknemers, kan een werknemer niet ‘nee’ zeggen tegen het aanvullend pensioen. Tenzij de CAO deze mogelijkheid voorziet.

Financiering

De bijdrage die periodiek gestort moet worden aan de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds, kan op drie manieren gefinancierd worden:

1. werkgeversfinanciering: de werkgever staat in dit geval volledig in voor de opbouw en de financiering van het aanvullend pensioen. Als werknemer betaalt u niets.

2. gemengde financiering: werkgever en werknemer betalen elk een deel van de bijdrage. De verhouding is vrij te bepalen in het pensioenreglement of de -overeenkomst.

3. werknemersfinanciering: de werknemer financiert zelf de opbouw van zijn aanvullend pensioen. De werkgever zorgt voor de administratieve afwikkeling met de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds.

Voor- en nadelen

Het aanvullend pensioen vormt een welkom appeltje voor de dorst. Nadeel is dat u ten vroegste van de rente of het kapitaal kunt genieten vanaf 60 jaar. Wie met brugpensioen gaat voor de leeftijd van 60 jaar kan dus nog geen aanspraak maken op de bijeengespaarde som.

Pijler 3: Het individueel pensioensparen

Sparen voor later. Het zit er bij ons ingebakken. De meeste mensen leggen dan ook zelf een extra spaarpotje aan. Of zij kiezen voor de formule van de levensverzekering, de pensioenverzekering of het pensioensparen. In al deze gevallen krijgt u een fiscaal cadeautje.

De individuele levensverzekering

Het begrip levensverzekering is vrij algemeen. Het omvat zowel de waarborgen bij overlijden (er wordt een kapitaal toegekend als de verzekerde overlijdt) als bij leven (als de verzekerde nog leeft krijgt hij een kapitaal op het einde van de overeenkomst). Naast de klassieke levensverzekering zijn er ook de levensverzekeringen die aan beleggingsfondsen gekoppeld zijn, de zogenaamde ’tak 23′. Hieronder bespreken we echter enkel de klassieke levensverzekeringen.

Fiscaal voordeel

De verzekerde stort premies die hij fiscaal kan inbrengen. Afhankelijk van het inkomen bedraagt het fiscaal voordeel 30 tot 40 % van de gestorte premies. Als u ook de gemeentebelasting in aanmerking neemt, kan het voordeel zelfs ruim 43 % zijn. De fiscale korting wordt verrekend op uw aanslagbiljet van de personenbelasting.

De fiscale limiet is momenteel euro 1870 voor een individuele levensverzekering. Het bedrag wordt elk jaar geïndexeerd.

Zodra de verzekeringnemer 60 jaar is, wordt het bijeengespaarde kapitaal belast (10 % van de waarde van het contract). Dit is niet noodzakelijk het einde van de overeenkomst. Let op, de belasting gebeurt enkel als de betaalde premies in aanmerking zijn gekomen voor belastingvermindering. Als dat niet het geval is geweest, wordt het kapitaal dat de verzekeraar uitbetaalt niet belast. U betaalt geen belasting meer op de premies die u na uw zestigste stort.

Opbrengst

De meeste verzekeraars waarborgen een intrestvoet van 3,25 % op iedere gestorte premie (het wettelijk maximum is 3,75 %). Aan deze gewaarborgde intrestvoet wordt een winstdeelname toegevoegd die afhangt van de financiële opbrengst van de verzekeraar. De winstdeelname schommelt van jaar tot jaar.

Pensioensparen bij de bank

Het pensioensparen is te vergelijken met een individuele levensverzekering (voor de verschillen: zie verder). Ook hier is het de bedoeling te sparen voor later. Als u kiest voor pensioensparen bij de bank, dan stort u een jaarlijkse premie in een pensioenfonds. De bankier verbindt er zich toe de fondsen te beheren als een goed huisvader. Hij belooft geen vast rendement (zoals dat wel het geval is voor de pensioenverzekering). Daar staat tegenover dat het rendement hoger kan zijn dan bij een formule van pensioenverzekering.

Verschillen met de individuele levensverzekering

Het pensioensparen is een bijzondere soort individuele levensverzekering omdat de stortingen beperkt zijn tot euro 620 per jaar, daar waar voor de andere levensverzekeringen (behalve deze die behoren tot ’tak 23′) de stortingen fiscaal recupereerbaar zijn tot maximaal euro 1870.

Verder mag u de premies voor pensioensparen altijd fiscaal recupereren, zelfs al hebt u geen bedrijfsinkomsten (of een vervangingsinkomen zoals een pensioen).

Om premies voor een levensverzekering fiscaal te recupereren, moet u over bedrijfsinkomsten beschikken. Als u bijvoorbeeld enkel onroerende inkomsten hebt, is fiscale aftrek niet mogelijk.

WEETJE U kunt de voordelen van een levensverzekering en deze van pensioensparen perfect cumuleren.

De pensioenverzekering

Kiest u voor een pensioenverzekering, dan kent u met zekerheid het minimale rendement dat uw spaargeld jaarlijks zal opbrengen. Dat gegarandeerde minimumrendement bedraagt momenteel bij de meeste verzekeraars 3,25 %.

U weet dan ook vanaf het begin welk gewaarborgd eindkapitaal u minstens zult ontvangen wanneer u elk jaar de vooropgestelde storting verricht. Merk wel op dat u niet verplicht bent om de afgesproken pensioenstorting elk jaar te doen. Het logische gevolg is wel dat u dan natuurlijk moeilijker aan het vooropgestelde eindkapitaal zult komen.

Bovenop het gewaarborgd eindkapitaal krijgt u mogelijk ook nog een winstbonus uitbetaald. Maar hoe hoog die zal liggen, weet u niet op voorhand. Tijdens ‘goede’ jaren zal de verzekeraar een bonus, ook winstdeelname genoemd, uitkeren en die kan meerdere procenten bedragen. De laatste jaren echter was dit extraatje maar magertjes.

Let op de kosten

Kiest u voor een pensioenverzekering, vergelijk dan de aanbiedingen van verschillende verzekeraars. Want zelfs bij eenzelfde gewaarborgd rendement kunnen de gegarandeerde eindkapitalen sterk variëren. Dat heeft te maken met de aangerekende kosten. De maatschappijen houden niet allemaal dezelfde kosten af van de premie die u stort. De gevolgen daarvan merkt u snel wanneer u even de beloofde eindkapitalen wat nauwkeuriger onder de loep neemt. n

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content