Anne Vanderdonckt

In de wachtkamer

Anne Vanderdonckt
Anne Vanderdonckt Redactiedirecteur van Plus Magazine

Anne Vanderdonckt observeert de maatschappij, haar evoluties, haar vooruitgang, haar inconsistenties. Ze deelt met u haar twijfels, haar vragen, haar enthousiasme. En als ze ergens de draak mee steekt, dan is het met zichzelf.

In de ondergrondse gang van het ziekenhuis waar zich de beeldvorming bevindt, zitten twee vrouwen en twee mannen – prille tachtigers? -, grijs haar, in short of rok in een neutrale tint, netjes op een rij. Naast de glazen toegangsdeur, die je bedient door op de grote zwarte knop rechts te drukken, bekijken vier hoofden eensgezind iedereen die binnenkomt van kop tot teen, met maar één vraag: zou dit de dokter zijn?

Zoals het de wellevendheidsregels in ziekenhuizen betaamt, ga ik, na een korte glimlach en geprevelde begroeting, op de plaats zitten die de dame van het onthaal me aanwijst, in het midden van de gang, alleen. Lichtjes voorovergebogen, mijn gezicht verborgen achter mijn haar, concentreer ik me, zoals iedereen in de wachtkamer, op mijn smartphone, alsof ik zit te wachten op een bericht van Charles III.

Op dit vroege uur telt mijn professionele mailbox slechts enkele automatische berichten, ’s nachts verstuurd en van geen belang. Ik wis ze. Ik verveel me nu al. Ik haal mijn boek boven, maar ben te angstig om het einde van de eerste paragraaf te halen.

Een deur gaat open. Een verpleegkundige brengt een van de vrouwen een fles vloeistof. Die moet ze opdrinken, elke X minuten een glas, in afwachting van haar scan. De verpleegkundige is goedgezind. De bende van vier roert zich.

“En ik mag niet drinken? Het is niet eerlijk!”, flapt de eerste eruit. “Er zitten niet eens ijsblokjes in, magertjes voor een aperitief”, moppert de vrouw die moet drinken al lachend. “Breng wanneer u terugkomt chips mee, he!” “En voor ons glazen!” “Maar niet van plastic, aub!”, vallen de anderen haar bij. De verpleegkundige speelt het spelletje mee en op slag lijken de tachtigers nog tien jaar oud. Zodra ze het geluid van haar gebroken witte crocs horen, die matchen met de kleur van de gang, spreken ze haar aan, helemaal opgewonden.

Opgewekt galmt de radio door de min één. Tijd voor het spel. Het principe: de presentator lanceert een stuk zin uit een lied, die de kandidaat aan de andere kant van de lijn moet aanvullen.

Die maakt geen enkele kans bij de bende van vier, die haar klassiekers kent en luidkeels meezingt. “You’ve got this strange effect on me”, steekt Dave Berry van wal. “And I like it!”, vullen de vier brullend aan, stikkend van het lachen.

Waarna Will Tura op de radio aan de beurt is: “Maandag negen uur in London”. “Dinsdag middernacht in San Francisco stad”, klinkt het in de wachtkamer in koor.

Hun ogen twinkelen. Het gesprek raakt op dreef, het nette maar wat stijve Nederlands tussen onbekenden maakt plaats voor het veel expressievere dialect. Muren worden gesloopt, vanaf nu zijn ze maten.

Het ziekenhuis, de witte en blauwe jassen, de machines die met een hels lawaai meedogenloos het lichaam binnenstebuiten keren, de ziekte die alles op zijn kop dreigt te zetten ... op slag zijn ze verdwenen. Althans op momenten van goedlachse vriendschap, zoals deze. Momenten om te koesteren.

Partner Content