De patiëntenrechten gewikt en gewogen

De Wet betreffende de Rechten van de Patiënt is net een jaar oud. Tijd voor een balans: wat is er verbeterd, waar zijn er nog leemtes en hoe beoordelen de betrokkenen de nieuwe situatie?

1. Het recht op een goede dienstverlening

De Wet bepaalt dat de patiënt, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking, recht heeft op een kwaliteitsvolle dienstverlening die aan zijn behoeften beantwoordt. Mooie woorden, maar wat betekenen ze concreet?

Met ‘eerbiediging van de menselijke waardigheid’ wil de wet elke vorm van discriminatie uitsluiten. Het begrip ‘zelfbeschikking’ betekent dat iedereen in principe baas is over zijn eigen lichaam.

‘Een kwaliteitsvolle dienstverlening’ is uiteraard moeilijk definieerbaar. De wetgever gaat er echter vanuit dat patiënten behandeld moeten worden op basis van wat de wetenschap op dit moment weet. Kwaliteitsvol betekent ook dat de zorgen verstrekt worden alsof ze verstrekt werden door ‘een goed huisvader’ en dat is een term die wel vaker in het recht opduikt.

EEN VOORBEELD Lisa gaat naar de apotheker met een voorschrift voor de morning-afterpil. De apotheker weigert die te geven omdat hij beweert dit niet met zijn geweten en zijn geloofsovertuiging in overeenstemming te kunnen brengen. Fout, zegt de wet. De apotheker schendt hiermee Lisa’s recht op een kwaliteitsvolle dienstverlening.

2. Het recht op vrije keuze van degene die u helpt

Als patiënt kiest u vrij welke zorgver-strekker u wilt raadplegen. Dat is vanzelfsprekend als u naar de huisarts of tandarts gaat. Iets minder evident wordt het als u bijvoorbeeld in het ziekenhuis ligt. Het is dan best mogelijk dat er maar één gynaecoloog of één orthopedist is. Naast deze beperkingen van het recht op vrije keuze die voortvloeien uit de praktijk (en die niet als dusdanig vernoemd worden in de tekst), spreekt de wet van ‘beperkingen opgelegd krachtens de wet’. Hiermee wordt bedoeld: bestaande (of toekomstige) wetten die het recht op vrije keuze beperken. Dat zijn o.m. de arbeidsongevallenwet, de reglementering op de arbeidsgeneeskunde, de medische behandeling van gedetineerden en geïnterneerden.

Dit recht om vrij een zorgverstrekker te kiezen, houdt ook het recht in om een tweede advies (second opinion) te vragen.

EEN VOORBEELD Juul krijgt van zijn arts te horen dat de enige manier om van de pijn in zijn heup verlost te raken, erin bestaat een heupprothese te plaatsen. Juul heeft het recht, eerst een tweede arts op te zoeken om diens advies te kennen voor hij de ingreep laat uitvoeren.

3. Het recht op begrijpelijke informatie

Elke zorgverstrekker moet zijn patiënt precieze informatie geven over de diagnose en over het gedrag dat wenselijk is om in de toekomst gezond te blijven. Dit recht op begrijpelijke informatie bestaat trouwens ook buiten elke vorm van behandeling. Patiënten kunnen er immers ook voor kiezen niet behandeld te worden. Ook dan moeten zij correct geïnformeerd zijn over wat ze kunnen verwachten. Redelijkheid is hier een belangrijk begrip. Uiteraard moet uw dokter niet zijn cursussen te voorschijn halen om u te informeren, dat moet in een eenvoudige, begrijpelijke taal gebeuren.

Anderzijds wordt er op die manier ook een verantwoordelijkheid bij de patiënt gelegd. Wie goed geïnformeerd is, wordt immers verwacht zich daar ook naar te gedragen en niet slordig te zijn in het volgen van de behandeling.

Geen Chinees!

De communicatie met de patiënt gebeurt in een duidelijke taal. De zorgverstrekker moet de taal waarin hij iets uitlegt aanpassen aan de patiënt. Deze laatste kan vragen dat de informatie hem schriftelijk wordt bevestigd.

Eventueel via een vertrouwenspersoon

Nieuw en belangrijk is dat de patiënt een vertrouwenspersoon kan aanstellen (een partner, een familielid, een goede vriend).

Hij kan ervoor kiezen dat de zorgver-strekker bepaalde informatie alleen aan die persoon meedeelt. De patiënt moet zijn vraag om een vertrouwenspersoon schriftelijk doen. De naam van deze persoon wordt in het patiëntendossier vermeld, evenals de soort informatie die hem mag meegedeeld worden. De vertrouwenspersoon mag de informatie over de patiënt enkel in het belang van de patiënt gebruiken.

Besef wel dat uw vertrouwenspersoon niet gebonden is door het beroepsgeheim, zoals dat wel het geval is voor de zorg- verstrekkers. Daarom behoudt de zorgver-strekker de vrijheid om een bepaalde informatie toch niet mee te delen aan de vertrouwenspersoon als hij dat niet opportuun acht.

EENVOORBEELD: Maria lijdt aan een uitgezaaide longkanker. Zij wil de ware toedracht zelf liever niet kennen en dat recht heeft ze. Ze neemt haar man als vertrouwenspersoon mee naar de arts. Hij krijgt de volledige diagnose te horen.

Het recht om niét te weten

Wie recht heeft op informatie heeft ook het recht om iets niét te weten, al is ook dit recht niet absoluut. Soms (bv. bij een besmettelijke ziekte) acht de zorgverstrekker het noodzakelijk dat de patiënt op de hoogte is, om anderen te beschermen.

Het recht van de zorgverstrekker om informatie niét te geven

Als het meedelen een ernstig nadeel zou betekenen voor de gezondheid van de patiënt, mag de zorgverstrekker informatie ‘achterhouden’. Hij moet dit echter schriftelijk motiveren en de motivatie toevoegen aan het patiëntendossier. Als dit nadeel zou wegvallen, moet hij alsnog de patiënt op de hoogte brengen.

4. Het recht om al dan niet in te stemmen met een behandeling

De patiënt heeft het recht om, goed geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij in te stemmen met een behandeling. Dat moet niet noodzakelijk schriftelijk gebeuren, het kan zelfs stilzwijgend. Als een patiënt goed geïnformeerd is en uit zijn gedrag blijkt niet dat hij bezwaren heeft, dan mag de zorgverstrekker ervan uitgaan dat de patiënt met de behandeling instemt. Zowel de patiënt als de zorgverstrekker kunnen echter vragen dat de toestemming op papier gezet en toegevoegd wordt aan het patiëntendossier.

EEN VOORBEELD: Lieve is 40 en voor het eerst zwanger. Haar gynaecoloog vindt het raadzaam een test te doen om uit te sluiten dat de ongeboren baby aan het syndroom van Down (mongolisme) zou lijden. Enkel wanneer Lieve daarmee akkoord is, kan hij dit onderzoek verrichten.

Wat moet u weten?

Een patiënt moet op de hoogte zijn van het doel en de aard van de behandeling, hoe lang ze zal duren en hoe vaak ze wordt toegepast. En verder: van de nevenwerkingen, risico’s, nazorg, mogelijke alternatieven en financiële gevolgen (waarmee ook de prijs van het niet-behandelen wordt bedoeld: eventuele invaliditeit, inkomensverlies,...).

Op tijd!

De informatie moet tijdig gegeven worden. Zo hebt u nog de kans om een tweede advies te vragen. In dringende gevallen kan de zorgverstrekker niet anders dan onmiddellijk ingrijpen, maar hij moet dat wel vermelden in het dossier. Eenmaal de situatie minder dringend is geworden (wanneer de patiënt bv. opnieuw bij bewustzijn is), herleeft de informatie- en toestemmingsplicht.

Het recht om toestemming in te trekken

De patiënt heeft het recht om zijn toestemming in te trekken. Hij doet dat schriftelijk en de zorgverstrekker voegt dit document toe aan het dossier. Als een patiënt een behandeling geweigerd heeft of zijn toestemming intrekt, blijft die weigering of intrekking gelden zolang hij ze niet herroept, ook al wordt de patiënt intussen wilsonbekwaam.

De wet stelt uitdrukkelijk dat een weigering niet wil zeggen dat de patiënt geen recht meer zou hebben op een kwaliteitsvolle dienstverlening. De zorgverstrekker moet hem dan een alternatieve therapie aanbieden of hem doorverwijzen. Hij moet de patiënt ook duidelijk maken wat de gevolgen van zijn weigering of intrekking zijn.

5. Het recht op een degelijk en toegankelijk dossier

De patiënt heeft recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier. Op verzoek van de patiënt voegt de zorgverstrekker de documenten toe die de patiënt hem geeft. Het dossier is vooral een werkinstrument dat gebruikt wordt bij het stellen van de diagnose.

Recht op inzage

Ten laatste 15 dagen nadat u hierom verzoekt, moet u uw dossier kunnen inkijken. U hebt geen recht van inzage in de persoonlijke notities van de zorgverstrekker en gegevens over andere personen. Als het dossier een document bevat waarin de zorgverstrekker motiveert waarom hij een bepaalde informatie niet meedeelt aan de patiënt (zie recht 3), kan de patiënt een andere zorgverstrekker aanwijzen die zijn dossier inkijkt. Deze laatste mag de persoonlijke notities van de behandelende arts wel inkijken. Let op, het inzagerecht mag u niet verwarren met het recht op informatie, die u sowieso moet krijgen. Inzage in uw dossier moet u zelf vragen. Het is vooral bedoeld om de patiënt in een sterkere positie te plaatsen in geval van een conflict. Het is trouwens ook belangrijk in het kader van de bescherming van uw privéleven. Zo kunt u bijvoorbeeld verbetering vragen van eventuele onjuiste persoonsgegevens.

Recht op een kopie

De patiënt heeft recht op een afschrift van het geheel of een deel van het dossier, tegen kostprijs. Op het afschrift staat dat het persoonlijk en vertrouwelijk is. De zorgverstrekker mag weigeren een afschrift te geven als hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt gezet om het afschrift aan derden (bv. verzekeraars, werkgevers) mee te delen.

Na het overlijden van de patiënt hebben de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot de tweede graad (ouders, kinderen, broers, zussen, kleinkinderen en grootouders) het recht op inzage in het dossier. Zij kunnen dat enkel via een aangewezen zorgverstrekker en voor zover de patiënt er zich niet tegen verzet heeft vóór zijn overlijden. Bovendien moeten ze hun verzoek motiveren.

EEN VOORBEELD: Eugène is de dag na een ogenschijnlijk onschuldige ingreep overleden. Zijn familie vermoedt dat er een medische fout gemaakt werd. Zijn echtgenote mag daarom aan het ziekenhuis vragen of bijvoorbeeld de huisarts het dossier van Eugène mag inkijken.

6. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Bij elke tussenkomst van een zorgver-strekker heeft de patiënt recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Hij heeft ook recht op respect voor zijn intimiteit.

EEN VOORBEELD: Nadine gaat voor een controleraadpleging naar de geneesheer-internist bij wie ze al enige tijd in behandeling is. In de consultatieruimte zijn nog twee andere personen aanwezig die zij niet kent. Nadine vraagt terecht wie die mensen zijn en of zij noodzakelijk aanwezig moeten blijven tijdens haar onderzoek.

De wet verbiedt ook de patiënt of zorgverstrekker onder druk te zetten om informatie te geven over de gezondheid van de patiënt. Verzekeraars of werkgevers mogen er zelfs niet naar vragen.Een zorgverstrekker mag wel informatie meedelen als er een maatschappelijk belang is (bv. gevaar voor een epidemie).

7. Het recht op het neerleggen van een klacht

De patiënt heeft het recht een klacht neer te leggen bij de ombudsdienst. De bedoeling van deze dienst is om een conflict tussen zorgverstrekker en patiënt niet meteen in de juridische sfeer te laten belanden, maar bemiddelend op te treden. De ombudsman of -vrouw zal eerst en vooral een luisterend oor bieden en samen met de patiënt uitzoeken hoe de klacht kan besproken worden op het niveau waar ze zich heeft voorgedaan.

De ombudsfunctie is gebonden door het beroepsgeheim en moet neutraal en onpartijdig zijn. Een koninklijk besluit moet nog een en ander vastleggen voor de ombudsfunctie in de ziekenhuizen (over de organisatie en werking van deze dienst, maar ook over de onafhankelijkheid, de deskundigheid, het beroepsgeheim, de juridische bescherming en de financiering). Wanneer dit KB er komt, is momenteel nog onduidelijk.

In de geestelijke gezondheidszorg liep tot 31 augustus een pilootproject dat per gewest een aantal klachtenbemiddelaars aan het werk zette. De bedoeling is dat die functie definitief wordt en dat deze bemiddelaars de ombudspersonen worden voor de geestelijke gezondheidszorg. Zij zullen, net zoals voor het pilootproject het geval was, geïnstalleerd worden binnen de Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg (hun mening over deze wet leest u in het kaderstuk, p. 68).

In principe moet er een ombudsdienst komen in elk ziekenhuis. Maar ook andere instellingen zoals rust-en verzorgingstehuizen moeten in de toekomst over een ombudsdienst beschikken.

Daarnaast komt er een federale ombudsdienst. De Federale Commissie Rechten van de Patiënt die in de wet voorzien is, werd op 7 juli van dit jaar geïnstalleerd. Op het ogenblik dat we deze tekst schrijven, wordt volop gewerkt aan de oprichting van de federale ombudsdienst bij deze commissie. Daar zullen één Nederlandstalige en één Franstalige ombudspersoon de klachten behandelen waarmee patiënten elders niet terecht kunnen, zoals klachten over een behandeling in de eerstelijnsgezondheidszorg (huisarts, tandarts, apotheker,...) n

Interessante lectuur over de Wet op de Patiëntenrechten is het boek, ‘Over mijn lijf, bijsluiter bij de wet over de rechten van de patiënt’, van Marc De Hert, Geerdt Magiels en Erik Thys, uitg. Houtekiet, Vrijheidstraat 33, 2000 Antwerpen, euro 12

De federale overheid stelde een folder samen die u kunt krijgen bij uw arts, in het ziekenhuis of bij de federale Overheid Volksgezondheid, Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidsvoorzieningen, Rijksadministratief centrum,

Vesalius-gebouw V502, 1010 Brussel,

www.health.fgov.be/vesalius

De dienst gezondheidsbevordering van de Socialistische Mutualiteiten bracht de 30 pagina’s tellende brochure ‘Ken je rechten als patiënt’ uit. Deze kunt u aanvragen bij NVSM, Sint-Jansstraat 32-38, 1000 Brussel,of raadplegen op het internet

www.socmut.be

Het Vlaams Patiëntenplatform,

Groeneweg 151, 3001 Heverlee,

% 016 23 05 26, fax: 016 23 24 46

A Leen Baekelandt, Annemie Goddefroy

De wet van 22 augustus 2002 legt de 7 patiënten-rechten vast. Een stap in de goede richting?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content