Frank Vandenbroucke © BELGAIMAGE

Wat de regering nú moet aanpakken

Professoren Frank Vandenbroucke en Jean Hindriks zijn lid van de Academische Raad voor het Pensioenbeleid. Wij vroegen beide specialisten naar hun visie op wat de nieuwe regering moet doen om de pensioenen veilig te stellen.

Wat moet er gebeuren om onze pensioenen betaalbaar te houden? En hoe geef je mensen terug zekerheid? We vroegen het aan Frank Vandenbroucke en Jean Hindriks. De eerste is Vlaming, ex-minister van onder meer Pensioenen en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. De tweede is Franstalig, professor economie aan de UCL en lid van denktank Itinera. Beiden zijn ervan overtuigd dat angst een slechte raadgever is. Ze pleiten voor een nieuwe vorm van solidariteit tussen de generaties. En nemen daarbij geen blad voor de mond.

FRANK VANDENBROUCKE: “WE MOETEN HET VERTROUWEN HERSTELLEN”

Waar moet de nieuwe regering vooral op focussen? Wat is voor jou van primordiaal belang?

Frank Vandenbroucke: Wat naar mijn gevoel de cruciale opdracht is van de volgende regering, is het vertrouwen in het pensioenstelsel herstellen. Ik hoorde jonge mensen de voorbije jaren vaak zeggen dat er voor hen wel geen pensioen meer zal zijn. Of dat zij tot hun 70ste zullen moeten werken. Met een goed beleid is er geen reden voor dergelijke ongerustheid. Maar dat veronderstelt dat er keuzes worden gemaakt en dat mensen – jong en oud – deze beleidskeuzes moeten begrijpen. Helaas heeft de regering Michel het vertrouwen in de toekomst van de pensioenen eerder kleiner gemaakt dan groter, want er is veel verwarring ontstaan. De regering dacht dat ze in 2015 snelsnel enkele maatregelen kon nemen, zonder veel overleg en zonder dat duidelijk was in welk breder kader de maatregelen pasten. De meest zichtbare maatregel was de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd naar 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030. Dat leidde natuurlijk tot protest. De regering beloofde dan compensaties voor mensen met zware beroepen, een stelsel van deeltijds pensioen... maar dat is allemaal vastgelopen in allerlei blokkeringen, waardoor het beleid nu in een impasse zit en het vertrouwen totaal zoek is.

FRANK VANDENBROUCKE: “ALS JE VRAAGT WAT IK PRIORITAIR VIND, DAN ZEG IK: VOER DE PENSIOENBONUS OPNIEUW IN.

Wat de nieuwe regering dus niet moet doen is opnieuw snelsnel enkele maatregelen nemen. Wel moet ze goed bestuur organiseren. Alleen dat kan het vertrouwen herstellen. Eerst moet grondig worden nagedacht over een samenhangend pensioenbeleid, er moeten verkenningen over de lange termijn worden gemaakt en er moet breed overleg komen. De politieke partijen en sociale partners zouden het over die aanpak van goed bestuur eerst eens moeten worden.

Moeten we meer rekening houden met het aantal gewerkte jaren dan met de eindleeftijd?

Sommige mensen beginnen veel vroeger aan hun loopbaan dan anderen. Zij die vroeger starten, zijn mensen die minder lang onderwijs volgen en vaak ook zwaarder werk doen. Daarom hebben wij met de Expertencommissie in 2014 al gepleit voor een pensioenstelsel dat mensen veel vrijheid zou geven m.b.t. de leeftijd waarop ze op pensioen gaan, als ze een voldoende lange loopbaan hebben. De lengte van de loopbaan moet dus de spil van het systeem worden. Maar je kan geen pensioenstelsel organiseren zonder enige verwijzing naar leeftijden. Ik geef een voorbeeld. Stel dat je zegt: iedereen moet minstens 42 jaar werken om op pensioen te kunnen gaan. Zeg je dan dat iemand die op 18 jaar begon op 60 op pensioen kan, terwijl iemand die tot zijn 26ste studeerde tot 68 jaar moet wachten? Je moet een leeftijd voorzien waarop iedereen op pensioen kan gaan, hoe kort de loopbaan ook is. Dat is de wettelijke pensioenleeftijd. En je moet nadenken of er nood is aan een minimale pensioenleeftijd, d.w.z. een leeftijd die iedereen moet halen, ook mensen met een eerder lange loopbaan. Persoonlijk lijkt het me verdedigbaar om tegen 2030 geleidelijk naar een pensioenstelsel te evolueren waarbij mensen volledig op pensioen kunnen gaan tussen hun 62ste (minimale leeftijd) en hun 67ste (wettelijke leeftijd), indien ze bijvoorbeeld minstens 42 jaar hebben gewerkt. Let wel, voor de normale loopbaan, die gebruikt wordt om het pensioenbedrag te berekenen, zou ik de regel van 45 jaar behouden. Wie minder dan 45 jaar gewerkt heeft, krijgt dus minder pensioen dan wie die 45 jaar wel bereikt. Voor wie op 18 jaar begint, zou de normale pensioenleeftijd dus 63 zijn, maar hij/zij zou wel vroeger kunnen stoppen, met een lager pensioenbedrag. Wie op 20 jaar begint, heeft dan 65 jaar als normale pensioenleeftijd, maar kan ook vroeger stoppen. Ik schuif dit niet naar voren als een definitief voorstel, maar als een manier waarop men zou moeten redeneren. Daarnaast moet je het volgens mij mogelijk maken dat mensen hun pensioen gedeeltelijk opnemen, ook al voldoen ze nog niet aan deze voorwaarden. Bijvoorbeeld, iemand die minstens 60 jaar is en minstens 41 jaar heeft gewerkt. Op die manier kunnen ze hun arbeidsprestaties verminderen en, dankzij een deeltijds pensioen, toch een voldoende inkomen hebben. Dit is maar een voorbeeld, er is een grondige studie en overleg nodig – wat de voorbije jaren helaas niet gebeurd is.

Als je mensen wil stimuleren om langer aan het werk te blijven, is er dan geen financiële prikkel nodig?

Als je vraagt wat ik de allereerste prioriteit vind, dan zeg ik: voer de pensioenbonus opnieuw in. Tot 2015 was er zo’n bonus. Als je geen gebruik maakte van de mogelijkheid om vervroegd op pensioen te gaan en dus langer doorwerkte dan strikt genomen moest, dan kreeg je voor elke dag die je langer doorgewerkt had een kleine bonus. Die bonus moet terug worden ingevoerd, maar sterker dan hij was. Zo kunnen we een dubbelslag slaan: mensen die langer doorwerken effectief belonen en de pensioenen, zeker de laagste, gemiddeld iets verbeteren. Wil men de mensen een ruime keuzevrijheid geven met betrekking tot het moment waarop ze op pensioen gaan, dan is zo’n bonus absoluut nodig. Hij beloont niet enkel wie langer doorwerkt, maar de bonus zorgt ook voor rechtvaardigheid tussen wie vroeger stopt met werken en wie langer doorwerkt. Ook de bonus moet dus in een ruimer kader worden bekeken. In dat bredere kader kan dan ook worden vastgesteld tot welk bedrag de minimumpensioenen kunnen worden verhoogd.

Je zorgde mee voor de veralgemening van het aanvullend pensioen. Maar er zijn nog grote verschillen tussen bedrijven. Kunnen we eigenlijk nog ooit terug naar één enkele pijler: een goed en degelijk wettelijk pensioen?

De eerste pensioenpijler is inderdaad fundamenteel. We moeten vermijden dat we afglijden naar een mager basispensioen in de eerste pijler. Maar omdat de tweede pijler intussen een brede realiteit is, moeten we er toch beleid rond voeren. De hervorming die ik in 2003 heb doorgevoerd, vertrok van de gedachte: als een tweede pijler bestaat, dan moet iedereen er toegang toe hebben, ook mensen in kleine bedrijven, ook mensen die niet veel verdienen. Ik wilde ook een robuust en veilig systeem, met een voorkeur voor brede pensioenplannen voor alle werknemers van een sector, en ingebed in sociaal overleg. Sinds 2003 is er op dat vlak – de democratisering van de tweede pijler – vooruitgang geboekt, maar nog onvoldoende.”

Wat vind je van het nieuwe vrij aanvullend pensioen voor werknemers?

De regering Michel nam een vreemde beslissing: individuele werknemers kunnen een individueel aanvullend pensioen uitbouwen. Die beslissing ondermijnt de motivatie van werkgevers om te investeren in collectieve aanvullende pensioenen, terwijl het net die collectieve plannen zijn die veralgemeend kunnen en moeten worden. De beslissing was niet alleen vreemd, maar ook verkeerd. De Academische Raad voor het Pensioenbeleid heeft zich daar sterk tegen verzet: je vindt in de hele wereld haast geen pensioenexperts die het individueel aanvullend pensioen een goed en veilig idee vinden.

Hoe organiseren we een goed pensioen zonder de jonge generatie al te veel te belasten?

Dat is inderdaad de sleutelvraag. In ons rapport van 2014 hebben we principes voorgesteld, die moeten toelaten dat de jonge generatie later een pensioen krijgt van even goede of zelfs betere kwaliteit dan de pensioenen die vandaag worden uitgekeerd, terwijl het systeem toch betaalbaar blijft. Ik besef dat langer werken een moeilijke boodschap is voor veel mensen, maar dat we gemiddeld langer werken is daarbij noodzakelijk. Versta me goed: het is de gemiddelde loopbaan die langer moet worden. Je moet veel individuele verschillen toelaten – en dat kan ook als je een sterke pensioenbonus hebt. Tegelijkertijd stelde ons rapport dat ons sociaal beleid ook nood heeft aan andere financieringsbronnen dan enkel de bijdragen van actieven op hun arbeidsinkomens. Daarom was een echte tax shift nodig, d.w.z. een verschuiving van de inkomsten van de overheid, weg van belastingen op arbeid naar andere inkomstenbronnen, zoals vermogen, milieubelastende activiteiten en producten...

Jean Hindriks
Jean Hindriks© G.F.

JEAN HINDRIKS: “JA, DE PENSIOENEN ZULLEN NOG KUNNEN WORDEN BETAALD”

Mensen vragen zich af of er morgen nog geld zal zijn om hun pensioen te betalen. Wat antwoord je hen?

Jean Hindriks: “Het antwoord is ja! Er zal altijd geld zijn om de pensioenen te betalen. De situatie is alarmerend, maar we moeten niet doemdenken. Er bestaan oplossingen. Maar de volgende regering moet dringend het debat aangaan over de financiering van de pensioenen. Vandaag hebben we een systeem waarin geen provisie wordt aangelegd. Je kan dan wel dromen van een land van melk en honing, waar het geld aan de bomen groeit, en waar je met de bijdragen van één jaar werken één jaar pensioenen kan financieren. De werkelijkheid is anders: om één jaar pensioenen te betalen zijn drie jaar bijdragen uit werk nodig. Minder werken om meer te verdienen, het klinkt leuk, maar het is een leugen. Sommigen laten uitschijnen dat het volstaat om de btw te verhogen om er te komen. Of dat je het geld kan halen in belastingparadijzen. Economen weten dat dit onmogelijk is. Niet al dat geld in belastingparadijzen behoort België toe. Een rijkentaks dan maar? Niets weerhoudt er die rijken van om van vandaag op morgen weg te trekken. En bovendien gaat het om kleine bedragen, terwijl er miljarden en miljarden nodig zijn. Nee, er moeten stevige en stabiele oplossingen komen.

JEAN HINDRIKS: “HET PENSIOEN IS ALS EEN TWEEDEHANDSWAGEN. HET AANTAL GEREDEN KILOMETERS IS BELANGRIJKER DAN DE LEEFTIJD VAN HET VOERTUIG.

En wat zijn die volgens jou?

Werken is wat moet bijdragen tot de financiering van de sociale zekerheid. De eindeloopbaan moet dringend worden herbekeken. Want laten we duidelijk zijn: slechts een minderheid van 55- tot 65-jarigen is nog aan de slag. Werknemers van 55+ worden uit de arbeidsmarkt geduwd. Werkgevers én vakbonden vragen zich af hoe ze deze massa terug aan het werk kunnen krijgen. De wereld is veranderd. Er zijn geen werknemers meer op overschot, zodat je ze op brugpensioen moet sturen. Integendeel. Vandaag zijn er handen tekort. Landen proberen jonge, actieve krachten aan te trekken om de demografische verschuiving te verzekeren. Dat is de grote uitdaging.

Is het debat over met pensioen gaan op 65 of 67 jaar dan zinloos?

Laat ons zeggen dat er te veel op de vertrekleeftijd wordt gefocust. In de praktijk gaan we met pensioen nog voor de wettelijke pensioenleeftijd. Een voorbeeld. Vandaag stoppen ambtenaren in ons land met werken rond 60 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd is dus symbolisch, lokt een polemiek uit, verdeelt. Op 67 jaar met pensioen gaan betekent niet voor iedereen hetzelfde. Wie op 18 jaar is beginnen werken en zware arbeid heeft verricht, kijkt tegen een andere carrière aan dan wie tot 24 jaar heeft gestudeerd en lichter werk heeft gedaan. Het is trouwens jammer dat het systeem van pensioenpunten werd getorpedeerd. Het pensioen is als een tweedehandswagen. Het aantal gereden kilometers zou belangrijker moeten zijn dan de leeftijd van het voertuig.

Als het over pensioenen gaat, heb je het over fake news

Als ik hoor dat de pensioenen zijn gedaald, dan steiger ik. Ze zijn nog nooit zo hard gestegen dan de voorbije jaren. In tien jaar tijd zijn de pensioenen twee keer zo snel geëvolueerd dan de bijdragen aan de sociale zekerheid. Als we het systeem niet hervormen, komt het in gevaar. Het aantal gepensioneerden neemt toe, ze leven langer, en ze krijgen een hoger pensioen. Tien jaar geleden kostten de pensioenen ons 35 miljard euro per jaar, vandaag zitten we dicht bij de 50 miljard.

Wat stel jij voor om de pensioenen te redden?

De grote uitdaging is de effectieve pensioenleeftijd verhogen (n.v.d.r. de gemiddelde effectieve pensioenleeftijd van werknemers in de privésector ligt vandaag op 62 jaar). Als iedereen tot 65 jaar zou werken, dan was er geen probleem. Sommigen nemen Oostenrijk als voorbeeldland, maar dan moeten ze er wel bij vertellen dat mensen er vier tot vijf jaar langer werken dan wij. Hier kan je nog een Win for Life krijgen op 60 jaar in plaats van 65 jaar. Wat zou jij doen? De verpleegkundige, de leerkracht. Ook al houden ze van hun job, ze zijn niet dom. Ondanks het inkomensverlies, is de rekening snel gemaakt. Zeker op een leeftijd waarop de kinderen het nest hebben verlaten, het huis afbetaald is en er wat spaargeld is. En niet te vergeten, het aanvullend pensioen.

Als we de werkgraad omhoog willen, moeten we de eindeloopbaan reorganiseren. Hoog tijd om een kader te creëren waarbinnen mensen met hun werkgever opnieuw kunnen onderhandelen over hun loon en arbeidsduur. Waar ook ruimte is voor een deeltijds pensioen. Ik ben een groot voorstander van een geleidelijke pensioenregeling, waarbij je aan het einde van je loopbaan minder gaat werken en deeltijds je pensioen opneemt.

Maar wat met de mensen die eindelijk van het leven willen genieten?

Het is natuurlijk prettiger om te denken dat alles bij het oude kan blijven. Babyboomers zijn bevoorrecht. Ze hebben geen oorlog meegemaakt, altijd werk gehad en enkel groei gekend. Filosoof Michel Serres heeft het over transitiviteit. Wat we van onze ouders kregen, kunnen we niet teruggeven. Maar als tegenprestatie kunnen we zaken doorgeven aan de generaties na ons. Dat is hoe onze sociale zekerheid in elkaar zit. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, dat we drijvend moeten houden voor onze kinderen. Je kan de volgende generaties niet blijven oplichten en hen jarenlang vragen om bij te dragen, maar niets teruggeven. We moeten vechten tegen intergenerationele hebzucht. Wie op 60 jaar met pensioen gaat en daar 30 jaar van gaat genieten, moet zich bewust zijn van de gepeperde rekening die hij anderen nalaat. De pensioenen wegen vandaag heel hard op de arbeidskosten en brengen de tewerkstelling in gevaar. We zagen de tak af waar we op zitten. Ik pleit dus voor een sociaal contract, voor intergenerationele verantwoordelijkheid.

Hier valt een parallel te trekken met de klimaatproblematiek.

Inderdaad. Dezelfde verontwaardiging moet er ook zijn voor de pensioenen. We hebben een activiste als Anuna De Wever nodig voor de pensioenen, om ons bewust te maken van de problemen. Ons pensioenstelsel raakt, net als de natuurlijke rijkdommen, uitgeput. Eén enkele generatie mag niet met alles aan de haal gaan!

DE RICHTLIJNEN DIE DE ACADEMISCHE RAAD VOOR HET PENSIOENBELEID VOORSTELT, VIND JE OP WWW. ACADEMISCHERAADPENSIOENEN.BE > ZES RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED PENSIOENBESTUUR.

Wat de regering nú moet aanpakken

WE ZIJN ALMAAR LANGER INACTIEF

WE ZIJN ALMAAR LANGER INACTIEF

Bron: Europese Commissie, Studiecommissie voor de Vergrijzing

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content