© Getty Images/Maskot

Waarom neemt de digitale kloof toe met de leeftijd?

Zelfs met de beste wil van de wereld is het niet altijd even eenvoudig om nieuwe digitale vaardigheden te verwerven wanneer je een dagje ouder wordt. En, in tegenstelling tot wat men zou denken, is het niet alleen een kwestie van generatie...

In België blijft het aandeel niet-internetgebruikers en de apparaten die er toegang toe geven (smartphone, tablet, computer, enz.) hoger bij ouderen. “De statistieken van Eurostat, die een overzicht geven van het fenomeen, onderstrepen dat in België in 2021 bijna een kwart van de 50-74-jarigen geen internet gebruikt”, benadrukt Patricia Vendramin, doctor in de sociologie en professor aan de ‘UCLouvain. “Boven de 74 jaar is het aandeel nog groter, maar deze populatie werd niet in kaart gebracht.”

Om dit fenomeen te verklaren, is de eerste hypothese die over het algemeen naar voren wordt gebracht, die van de generatiefactor. “Dit speelt natuurlijk mee, erkent de sociologe. “De algemene verspreiding van internet in het dagelijks leven, nadat het eerst het professionele leven was binnengedrongen, is uiteindelijk vrij recent, aangezien het pas teruggaat tot het begin van de jaren 2000. Mensen die nu 80 jaar oud zijn, hebben het einde van hun carrière bereikt in een tijd waarin internet en digitale hulpmiddelen in de meeste beroepen pas stilaan begonnen door te dringen. En er is een zeer sterk verband tussen het gebruik van deze toepassingen en de professionele omgeving.”

Maar de generatiefactor verklaart zeker niet alles en dat mag niet over het hoofd worden gezien: het is niet omdat de volgende generaties meer vertrouwd zullen zijn geweest met internet en andere digitale hulpmiddelen, met name op het werk, dat de impact van leeftijd op de digitale kloof verder zal verdwijnen. Sterker nog, naast de generatiegeschiedenis spelen de eigenlijke leeftijd en hersenveroudering ook een belangrijke rol. Fysiologisch kan de achteruitgang van de fijne motoriek of zelfs het gezichtsvermogen het hanteren van digitale toestellen die uiteindelijk niet erg ergonomisch zijn, enorm bemoeilijken: denk maar aan smartphones, hun kleine, digitale toetsen en hun zeer kleine schermen...

In wisselende mate – maar onvermijdelijk – bemoeilijken cognitieve achteruitgang, geheugenproblemen, verlenging van de reactietijd of verzwakking van het beslissingsvermogen min of meer ook het verwerven van nieuwe digitale vaardigheden. “Digitale vaardigheden leer je nooit ‘voor eens en voor altijd’, in tegenstelling tot lezen of rekenen”, legt Patricia Vendramin uit. “Het is een voortdurend afleren van bepaalde dingen om er weer nieuwe bij te leren... Als je het ritme verliest, is het alsof je uit een rijdende trein stapt, het gaat verder zonder jou. Er zijn periodes in het leven dat je vanzelfsprekend in de trein blijft: het professionele leven biedt bijvoorbeeld ondersteuning waardoor je over het algemeen in de trein kunt blijven, zeker in bepaalde beroepen. Soms kunnen kleinkinderen deze rol ook spelen. Maar als die stimulus verdwijnt of afwezig is, lijken veel nieuwe aspecten van de digitale wereld in de loop van de tijd veel minder logisch of noodzakelijk te zijn in het dagelijkse leven. Dus soms is er niet veel voor nodig om af te haken.”

Dat is echter geen vast gegeven. “Een leeftijdscategorie kan niet als een homogene groep worden beschouwd, het is een duidelijke variabele maar uiteindelijk niet per se de sterkst verklarende. Wat op elke leeftijden de relatie tot het digitale zal kenmerken, is de sociale verbondenheid. Het feit of je geïsoleerd bent of niet, je financiële middelen of je diploma. Zo zijn er grote verschillen tussen degenen die over meer onderwijsmiddelen hebben kunnen beschikken en degenen die daarbij uit de boot gevallen zijn.”

Partner Content