© GETTY IMAGES

Je eigen stek(jes)

Met stekjes kan je in deze periode van het jaar uit de meeste struiken en planten in je tuin nieuw plantgoed winnen.

Een stek nemen is simpel: je snijdt stukjes af van nog soepele en jonge stelen en plant ze uit in potjes, om zo nieuwe planten te krijgen. Deze techniek werkt bij de meeste vaste planten en perkplanten (aster, begonia...) en bij gezonde heesters (blauweregen, rozemarijn...). Je doet dit best in de lente of aan het begin van de zomer, maar niet als het erg warm is.

Kies stevige en nog niet vertakte twijgen uit, zonder bloemen of bloemknoppen. Gebruik een scherp en goed ontsmet mes en snij de stekjes enkele millimeters boven een bladknoop af. Of enkele millimeters eronder als je stekjes neemt van de hoofdstengel.

Haal van het onderste derde van de stek de bladeren weg. Er mag immers geen enkel blad mee de grond in of de aarde raken. Plant elke stek onmiddellijk na het af- snijden in lichte, luchtdoorlatende en zo mogelijk ontsmette potgrond of stekgrond. Stekjes zijn teer. Maak dus eerst een plantgat in de potgrond voor je ze erin stopt.

Hou de stekjes na het uitplanten goed in de gaten. De potgrond moet constant vochtig zijn, maar niet doornat. Om te voorkomen dat de plantjes uitdrogen mag je ze niet blootstellen aan direct zonlicht. Maar om ze te beschermen mag je ze wel in een soort couveuse plaatsen, onder een stolp van transparant plastic of een halve plastic fles.

Meestal schieten de stekjes na 10 tot 15 dagen wortel. Wanneer ze stevig genoeg zijn moet je de bescherming weghalen en de plantjes goed luchten. Daarna mag je ze buiten uitplanten en laten uitgroeien tot nieuwe, sterke struiken of vaste planten!

Met dank aan Jean-Luc Wanzoul, professor aan de Technische Tuinbouwschool van Gembloux.

Partner Content