Anne Vanderdonckt
Hoe ik de sportclubs heb verrijkt

Anne Vanderdonckt observeert de maatschappij, haar evoluties, haar vooruitgang, haar inconsistenties. Ze deelt met u haar twijfels, haar vragen, haar enthousiasme. En als ze ergens de draak mee steekt, dan is het met zichzelf.
Het is een gekend feit dat fitnessclubs hun winst halen bij abonnees die zelden of zelfs helemaal niet komen. Daardoor kunnen ze, als dat hun beleid is tenminste, de abonnementskosten verminderen en en passant nog meer klanten lokken … die amper of niet komen sporten. Ik ben zo iemand.
Nadat ik een supervoordelig jaarabonnement had gekocht – tenminste als je vijf keer in de week gaat sporten – ben ik eens vol enthousiasme alle fitnesstoestellen gaan uittesten in de gymzaal vlak bij mij thuis, zij aan zij met mannen gespierd als dokwerkers, even nors als bezweet. De volgende dag was er geen vezel in mijn lichaam die het niet uitschreeuwde van de pijn. Mijn oren inbegrepen, die verzadigd waren van de luide technobeats. En mijn linkervoet die na slechts één passage in de douche al besmet was met een hardnekkige schimmelinfectie. Na die sessie ben ik nooit meer teruggekeerd. Het was de ‘duurste work-out ter wereld’, zelfs wanneer je het bezoek aan de dermatoloog niet meerekent.
In de hoop ‘volgende week’ en uiteindelijk ‘ooit’ eens terug te keren, liet ik mijn gratis gekregen sporttas met het opdringerige logo van de fitnessclub in de inkomhal staan, als een dagelijks verwijt. Gratis? Niet mijn gloednieuwe fitnesstenue die ik inmiddels draag om het huishouden te doen. En dat heeft dat karwei meteen een upgrade gegeven: de vloer, de ramen en de trappen schoonmaken is immers ook sport. Het maakt trouwens deel uit van het onvermijdelijke ‘je moet bewegen’-advies waarmee elk zichzelf respecterend gezondheidsartikel afsluit.
Het was de duurste work-out ter wereld, zelfs wanneer je het bezoek aan de dermatoloog niet meerekent.
Om kort te gaan, er zijn nog andere sporten geweest, andere pogingen. Ook gestrand, zwaar teleurgesteld. Tot september vorig jaar. Ik had me ingeschreven voor een cursus aquafitness in het gemeentelijke zwembad. En victorie!, ik heb het twee maanden volgehouden, zo’n 8 keer. Ik was enthousiast, een bekeerling op het kwade af. Het water is zalig, je kan je niet blesseren, je verbrandt calorieën alsof het niets is, en neen het water is niet koud en je haren worden echt niet nat. Maar bij de eerste koude dagen gingen mijn ambities als waternimf in rook op. Als excuus gebruikte ik een verkoudheid, mist, een taak die moest afgewerkt worden …
Tot mijn man, een geoefend en overtuigd niet-sporter, met deze observatie voor de dag kwam: “Maar waarom blijf je jezelf dit aandoen? Je haat sport.” Waarom? Omdat dat me het idee geeft iets voor mezelf te doen, om gezond te blijven. Elke inschrijving is een overwinning op mezelf en geeft me kortstondig een gerust geweten. Ik ben zoals de anderen: ik doe ook aan sport!
En wat als ik, in plaats van energie te stoppen in iets wat ik niet graag doe, en mijn slecht geweten te sussen met iets wat de maatschappij me oplegt om te doen, me nu eens zou richten op iets wat ik wél leuk vind? Gisteren ben ik schilderdoeken, penselen en verf gaan kopen. Misschien heb ik dat pad geplaveid met mislukkingen moeten bewandelen om uit te komen bij een realistische ambitie. Wie weet? Soms moet je de handdoek in de ring te gooien als het gaat om idealen die niet eens de jouwe zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier